201601895/2/R1.
Datum uitspraak: 8 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Westervoort,
en
de raad van de gemeente Westervoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2148, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 1 februari 2016 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 12 december 2016 heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Correctieve herziening, Westervoort Noord 2015" vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellante] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De tussenuitspraak van 3 augustus 2016
1. Bij tussenuitspraak van 3 augustus 2016 heeft de Afdeling de raad opgedragen het besluit van 1 februari 2016 te herstellen door:
- met inachtneming van hetgeen onder 4.1 is overwogen [appellante] alsnog in de gelegenheid stellen om haar zienswijze mondeling toe te lichten bij een 'in gesprek met de raad'-bijeenkomst;
- met inachtneming van hetgeen onder 5.3 is overwogen alsnog gemotiveerd te besluiten over de door [appellante] gewenste schuur van 40 m2 voor de opslag van machines en veevoer;
- met inachtneming van hetgeen onder 5.2 is overwogen op rechtszekere wijze te voorzien in de toegestane oppervlakte;
- met inachtneming van hetgeen onder 5.4 is overwogen de bouw van een agrarisch hulpgebouw ook mogelijk maken ter plaatse van gronden met de bestemming "Agrarisch" die hobbymatig in gebruik zijn;
- de Afdeling en [appellante] de uitkomst mede te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Het besluit van 12 december 2016
2. Het besluit van 12 december 2016 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
3. De raad heeft [appellante] alsnog in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze mondeling toe te lichten bij een 'in gesprek met de raad'-bijeenkomst. In zoverre is aan de opdracht voldaan.
4. De raad heeft met het besluit van 12 december 2016 een correctieve herziening vastgesteld met de volgende wijzigingen:
- de definitie van 'agrarisch hulpgebouw' uit artikel 1, lid 1.12, van de planregels is zodanig gewijzigd dat een agrarisch hulpgebouw ook een gebouw kan zijn ten dienste van hobbymatig agrarisch gebruik;
- aan de doeleindenomschrijving van de bestemming "Agrarisch" in artikel 3, lid 3.1, van de planregels is onder f 'hobbymatig agrarisch gebruik' toegevoegd.
- de maximale oppervlakte voor een agrarisch hulpgebouw is verduidelijkt met de planregel "de oppervlakte bedraagt niet meer dan 1 procent van het perceeloppervlak met een maximum van 40 m2".
4.1. Niet in geschil is dat de oppervlakte van het perceel van [appellante], bekend gemeente Westervoort, sectie A, nr. 4940, 2.000 m2 bedraagt. Daarmee voorziet het plan ter plaatse in een agrarisch hulpgebouw van 20 m2. Hiermee is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de wens van [appellante] om een schuur (agrarisch hulpgebouw) van 40 m2 te mogen bouwen.
4.2. De raad heeft bij de beperking van de oppervlakte tot 20 m2 aangegeven dat hij bestaande kleinere open ruimtes wenst te behouden. In dit verband wijst de raad naar de structuurvisie 'Masterplan Westervoort Noord'. Het perceel valt in de structuurvisie binnen de Dijkzone. De raad verwijst naar paragraaf 2.2.1 'Hoofdlijn' van de structuurvisie, waar is vermeld dat de dijkzone steeds meer moet doorontwikkelen naar een groen en gevarieerd woon- en recreatiegebied met vele wandelmogelijkheden. Daarbij dient wel steeds een grote component ‘landelijk gebiedsfeer’ te worden behouden. Dus waar er initiatieven zijn om nieuwe woningen te bouwen, is de wens ook om nieuwe wandelmogelijkheden te zien verschijnen en kleinere open ruimtes zeker te stellen, aldus de structuurvisie.
4.3. [appellante] bestrijdt in haar zienswijze op de correctieve herziening dat de structuurvisie ter plaatse noopt tot het behoud van open ruimtes. Voorts geeft zij aan dat in de nabije omgeving ook andere bouwplannen worden toegestaan, waaronder een blokhut en woningen. [appellante] verwijst onder meer naar paragraaf 2.2.2 'Planonderdelen' onder 'E Gevarieerd milieu in dijkzone', van de structuurvisie. Daar is vermeld dat er in dit gebied verschillende initiatieven zijn van particulieren om enkele woningen tussen de bestaande woningen te plaatsen. Volgens de structuurvisie wordt hier positief tegenover gestaan en wil het gemeentebestuur daaraan meewerken. Behalve wonen moet er ook steeds een omgevingsverbetering zijn, aldus de structuurvisie.
4.4. Gelet op artikel 3, lid 3.2.1, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels, gelezen in samenhang met de correctieve herziening, heeft de raad het planuitgangspunt gehanteerd dat agrarische hulpgebouwen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan met inachtneming van de voorwaarde dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 procent van het perceeloppervlak met een maximum van 40 m2. Dit planuitgangspunt is voor het totale plangebied gehanteerd. Voormelde passages uit de structuurvisie, en de door [appellante] bedoelde bouwplannen voor een blokhut en woningen, bieden geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ter plaatse, binnen de dijkzone, niet in redelijkheid aan dit planuitgangspunt heeft kunnen vasthouden. Voorts heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het behoud van kleinere open ruimtes dan aan de wens van [appellante] om een agrarisch hulpgebouw van 40 m2 te mogen bouwen. Derhalve heeft de raad in redelijkheid kunnen volstaan met het toekennen van een agrarisch hulpgebouw van 20 m2. Het betoog faalt.
Conclusie
5. Gelet op hetgeen in 4.1, 5.2, 5.3 en 5.4 van de tussenuitspraak van 3 augustus 2016 is overwogen, is het beroep tegen het besluit van 1 februari 2016 gegrond. Het besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb en het beginsel van de rechtszekerheid, voor zover niet is voorzien in een agrarisch hulpgebouw voor [appellante].
6. Gelet op het vorenstaande is met het besluit van 12 december 2016 voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Het beroep tegen dat besluit is ongegrond.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Westervoort van 3 augustus 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Westervoort Noord 2015" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westervoort van 3 augustus 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Westervoort Noord 2015", voor zover niet is voorzien in een agrarisch hulpgebouw voor [appellante];
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Westervoort van 12 december 2016 is ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Westervoort aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Koeman w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2017
635.