ECLI:NL:RVS:2017:61

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
201600635/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft Biodent B.V. op 20 december 2016 een verzoek tot wraking ingediend tegen de staatsraden mr. H.G. Lubberdink, mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, die betrokken waren bij de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak. Dit verzoek volgde op een zitting op 19 december 2016, waar Biodent B.V. de indruk had gekregen dat de staatsraden al een oordeel over de uitkomst van de zaak hadden gevormd. Biodent B.V. stelde dat een opmerking van een van de staatsraden tijdens de zitting de schijn van vooringenomenheid wekte, en dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om een relevant arrest van het Hof van Justitie toe te lichten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het wrakingsverzoek op 23 december 2016 behandeld. Tijdens deze zitting was Biodent B.V. vertegenwoordigd door T.J. van der Hoeven, terwijl de staatsraden ervoor kozen om niet te verschijnen. De Afdeling heeft de argumenten van Biodent B.V. zorgvuldig overwogen, maar concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De staatsraden hadden het dossier grondig bestudeerd en hadden tijdens de zitting vragen gesteld om onduidelijkheden te verhelderen. De Afdeling oordeelde dat de opmerking van de staatsraad niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.

Op 4 januari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek om wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. G. van der Wiel, leden, in aanwezigheid van griffier mr. A. Heinen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

201600635/2/A3.
Datum beslissing: 4 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
Biodent B.V., gevestigd te Beek-Ubbergen, gemeente Berg en Dal,
verzoekster,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van mr. H.G. Lubberdink, mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, voorzitter onderscheidenlijk leden van de Afdeling bij de behandeling van zaak nr. 201600635/1/A3.
Procesverloop
Biodent B.V. heeft na de zitting van 19 december 2016, bij brief van 20 december 2016 verzocht om wraking van de staatsraden mr. H.G. Lubberdink, mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, voorzitter onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak met nr. 201600635/1/A3, waarvan het onderzoek ter zitting is gesloten op 19 december 2016.
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 23 december 2016, waar Biodent B.V., vertegenwoordigd door T.J. van der Hoeven, is verschenen. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Biodent B.V. heeft verzocht om wraking van de staatsraden, omdat die de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt. Tijdens de behandeling van de zaak ter zitting op 19 december 2016 heeft een van de staatsraden een opmerking gemaakt die er volgens Biodent B.V. op duidt dat het oordeel van deze staatsraad over de uitkomst van deze zaak reeds vaststond. Biodent B.V. stelt dat een oordeel op basis van hetgeen ter zitting is gezegd niet gerechtvaardigd en voorbarig was. Biodent B.V. betoogt in dat verband dat een bepaald arrest van het Hof van Justitie van belang is, maar dat de staatsraden haar ter zitting niet in de gelegenheid hebben gesteld dit toe te lichten. Daaruit volgt dat het oordeel van de drie genoemde staatsraden over de zaak reeds vaststond, aldus Biodent B.V.
3. Uit de zittingsaantekeningen volgt dat Biodent B.V. aan het begin van de zitting in de gelegenheid is gesteld om de gronden van het hoger beroep toe te lichten en te reageren op uiteenzettingen van de minister. Voorts volgt uit de zittingsaantekeningen dat de staatsraden diverse vragen hebben gesteld, dat Biodent B.V. in de gelegenheid is gesteld om die vragen te beantwoorden en dat de staatsraden hebben getracht een aantal feiten vast te stellen.
Uit de zittingsaantekeningen blijkt verder dat Biodent B.V. in de gelegenheid is gesteld om slotopmerkingen te maken en dat Biodent B.V. daarbij heeft gezegd dat zij toetsing aan het door haar relevant geachte arrest mist. De minister gaf daarop een korte reactie. De staatsraden hebben partijen daarover verder geen vragen gesteld.
Hieruit kan echter geen (schijn) van vooringenomenheid van de staatsraden worden afgeleid. Tijdens een zitting proberen staatsraden duidelijkheid te krijgen over de door hen bij de voorbereiding van de zaak voor de zitting relevant geachte onderdelen en onduidelijkheden. Voorafgaand aan de zitting hebben de staatsraden het dossier grondig bestudeerd, zodat het accent van het onderzoek ter zitting ligt op het stellen van vragen over die relevant geachte onderdelen en onduidelijkheden. Daar is Biodent B.V. ook op gewezen in de uitnodigingsbrief voor de zitting van 19 december 2016. Biodent B.V. kon en mocht ervan uitgaan dat de Afdeling het dossier - dat mede haar gronden van hoger beroep bevat waarin het door haar relevant geachte arrest is genoemd - uitvoerig heeft bestudeerd. In dit licht bezien ziet de Afdeling dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de door Biodent B.V. vermelde opmerking van een van de staatsraden als zodanig een feit of omstandigheid oplevert op grond waarvan geoordeeld moet worden dat sprake is van vooringenomenheid of partijdigheid, dan wel gerechtvaardigde vrees daarvoor. Uit de omstandigheid dat de staatsraden niet over alle naar voren gebrachte punten vragen hebben gesteld, volgt ook niet dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Heinen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2017
632.