ECLI:NL:RVS:2017:67

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
201608868/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van politieke aanduidingen en verwarring tussen politieke groeperingen

Op 13 januari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vrijzinnige Partij en de Kiesraad, die als centraal stembureau fungeert. De zaak betreft de inschrijving van de aanduiding 'Vrouwen Partij (VP)' in het register voor de verkiezingen van de Tweede Kamer. De Vrijzinnige Partij, die ook de afkorting 'VP' gebruikt, betoogde dat de inschrijving van de Vrouwen Partij verwarring zou veroorzaken bij kiezers. De Vrijzinnige Partij heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het centraal stembureau, dat op 14 november 2016 de aanduiding van de Vrouwen Partij heeft goedgekeurd.

De Afdeling heeft de zaak op 5 januari 2017 behandeld. De Vrijzinnige Partij was vertegenwoordigd door drs. N.P.M. Klein, terwijl het centraal stembureau werd vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim. De Vrouwen Partij was ook aanwezig, vertegenwoordigd door M. Sparla. De Afdeling overwoog dat de Kieswet specifieke gronden bevat voor het afwijzen van registratieverzoeken. Aangezien de gronden voor afwijzing in dit geval niet van toepassing waren, kon het centraal stembureau de aanduiding 'Vrouwen Partij (VP)' niet weigeren.

De Afdeling concludeerde dat de toevoeging '(VP)' niet misleidend was en dat er geen verwarring te duchten viel, ondanks het gebruik van de afkorting door de Vrijzinnige Partij. De uitspraak resulteerde in de afwijzing van het beroep van de Vrijzinnige Partij, die geen proceskostenveroordeling kreeg toegewezen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201608868/1/A2.
Datum uitspraak: 13 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vrijzinnige Partij, gevestigd te Amersfoort,
appellante,
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2016 heeft het centraal stembureau op verzoek van de politieke groepering Vrouwen Partij de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ ingeschreven in het register voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Tegen dit besluit heeft de Vrijzinnige Partij beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2017, waar de Vrijzinnige Partij, vertegenwoordigd door drs. N.P.M. Klein, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Vrouwen Partij, vertegenwoordigd door M. Sparla, gehoord.
Overwegingen
1. Op 11 oktober 2016 heeft de politieke groepering Vrouwen Partij bij het centraal stembureau een verzoek ingediend tot registratie van de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ in het voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bijgehouden register als bedoeld in artikel G 1, eerste lid, van de Kieswet. Bij besluit van 14 november 2016, gepubliceerd in de Staatscourant op 21 november 2016 (Stcrt. 2016, 63187), heeft het centraal stembureau dat verzoek ingewilligd en de aanduiding in het register ingeschreven. De Vrijzinnige Partij is het niet eens met die inschrijving en heeft om die reden beroep ingesteld.
2. De Vrijzinnige Partij betoogt dat het centraal stembureau ten onrechte de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ heeft ingeschreven. Daartoe voert zij aan dat kiezers door de toevoeging (VP) in verwarring kunnen komen, omdat de Vrijzinnige Partij in het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld in de Tweede Kamer en door journalisten, ook met VP wordt aangeduid. De Vrijzinnige Partij verzoekt om de toevoeging (VP) uit de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ te schrappen.
2.1. De Afdeling stelt voorop dat artikel G 1, vierde lid, van de Kieswet een limitatieve opsomming bevat van gronden die kunnen en moeten leiden tot afwijzing van het verzoek om registratie van een aanduiding. Indien de in die bepaling genoemde weigeringsgronden niet van toepassing zijn, moet het centraal stembureau de aanduiding registreren. Dat betekent dat het centraal stembureau, ondanks het verzoek van de Vrijzinnige Partij daartoe, geen wijzigingen in de te registreren aanduiding kan aanbrengen.
2.2. Het centraal stembureau beschikt ingevolge artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder d, van de Kieswet afwijzend op een verzoek om registratie, indien de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat. Met de Beleidsregel van de Kiesraad omtrent de schrijfwijze van een aanduiding (hierna: de Beleidsregel) heeft het centraal stembureau onder meer nadere invulling aan artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder d, van de Kieswet gegeven.
Ter zitting heeft de Vrijzinnige Partij nader toegelicht dat het centraal stembureau, gelet op onderdeel e van de Beleidsregel, de afkorting VP niet als onderdeel van de aanduiding had mogen beschouwen, nu die afkorting niet functioneel is in relatie tot de rest van de aanduiding.
De Afdeling volgt dit standpunt niet. In onderdeel e van de Beleidsregel is vermeld dat tekens in combinatie met letter(s) en/of cijfers worden geregistreerd, mits de tekens functioneel zijn in relatie tot de rest van de aanduiding. Onderdeel e heeft betrekking op tekens die functioneel moeten zijn in relatie tot de rest van de aanduiding en dus niet op letters, zoals de letters VP. De beide tekens, twee haakjes rond de afkorting VP, in de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ zijn zonder twijfel functioneel in relatie tot de rest van de aanduiding, want het maakt duidelijk dat het een voluit geschreven aanduiding betreft in combinatie met de afkorting van die voluit geschreven aanduiding. De Beleidsregel staat daarmee niet in de weg aan het inschrijven van de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ in het register.
2.3. Het centraal stembureau beschikt ingevolge artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet afwijzend op een verzoek om registratie, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is. De letters VP worden wellicht in het maatschappelijk verkeer gebruikt om de Vrijzinnige Partij aan te duiden, maar deze zijn geen onderdeel van de door de Vrijzinnige Partij geregistreerde aanduiding. Het centraal stembureau heeft in het gegeven dat de Vrijzinnige Partij deze letters als afkorting gebruikt dan ook terecht geen aanleiding gezien om het registratieverzoek van de Vrouwen Partij op grond van artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder b, af te wijzen.
2.4. Het centraal stembureau beschikt ingevolge artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet voorts afwijzend op een verzoek om registratie, indien de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers. Niet aannemelijk is dat door registratie van de aanduiding ‘Vrouwen Partij (VP)’ naast de aanduiding ‘Vrijzinnige Partij’, bij de kiezer de indruk zal ontstaan dat beide politieke groeperingen op enigerlei wijze met elkaar verbonden zijn, waardoor een situatie ontstaat die anderszins misleidend kan worden geacht voor de kiezers. Dat de Vrijzinnige Partij, naar zij stelt, in het maatschappelijk verkeer de letters VP als afkorting gebruikt en dat die afkorting ook als element in de geregistreerde aanduiding van de Vrouwen Partij is opgenomen, maakt niet dat die aanduiding als geheel reeds daarom voor de kiezers misleidend is.
2.5. Het betoog faalt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Slump w.g. Rijsdijk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2017
705.