ECLI:NL:RVS:2017:738

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
201603556/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het besluit tot plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers in Laakhaven West, Den Haag

Op 22 maart 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [appellant] en anderen beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 5 april 2016 een gewijzigd definitief plaatsingsplan heeft vastgesteld voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's) in de wijk Laakhaven West. De appellanten, wonend in de Thijssestraat, zijn van mening dat de aangewezen locaties voor de ORAC's niet geschikt zijn en hebben verschillende bezwaren geuit tegen de besluitvorming van het college.

De Afdeling heeft de zaak op 28 februari 2017 ter zitting behandeld. De appellanten hebben betoogd dat de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein niet in redelijkheid zijn aangewezen, onder andere omdat de Thijssestraat een autovrij voetgangersgebied is en er al veel verkeersbewegingen zijn door andere inzamelvoertuigen. Het college heeft echter gesteld dat de ORAC's slechts tweemaal per week worden geleegd en dat dit geen onaanvaardbare toename van verkeersbewegingen met zich meebrengt. De Afdeling heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de locaties heeft kunnen komen.

Daarnaast hebben de appellanten aangevoerd dat er onvoldoende handhaving is en dat de locaties niet geschikt zijn vanwege kabels en leidingen in de grond. Het college heeft echter aangetoond dat de locaties geschikt zijn en dat handhaving plaatsvindt. De Afdeling heeft geen reden gezien om aan de juistheid van de argumenten van het college te twijfelen. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

201603556/1/A1.
Datum uitspraak: 22 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2016 heeft het college het gewijzigd definitief plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Laakhaven West (wijk 22) te Den Haag.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen alsmede het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2017, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. T.J. Nathans, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver en ing. R. van Coevorden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het besluit heeft het college concrete locaties in de wijk Laakhaven West aangewezen waar ORAC’s worden geplaatst. Onder meer is voorzien in plaatsing van ORAC’s aan de Thijssestraat, schuin naast nummer […] en ter hoogte van nummer […], en op het Slachthuisplein. [appellant] en anderen wonen in de Thijssestraat en kunnen zich niet met de aanwijzing van de locaties verenigen.
2. Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte en moet het de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden en de naar voren gebrachte alternatieve locatie of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
3. [appellant] en anderen betogen dat het college de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein in redelijkheid niet heeft kunnen aanwijzen omdat toen bewoners 21 jaar geleden aan de Thijssestraat kwamen wonen hun aanvragen voor voorzieningen in de openbare ruimte, zoals plantenbakken, steeds werden afgewezen. Reden daarvoor was dat de ontwerper in het stedenbouwkundig plan had laten vastleggen dat het gebied zo strak mogelijk moet worden vormgegeven.
3.1. Het college heeft naar voren gebracht dat anders dan plantenbakken die de buurt verfraaien, ORAC's een noodzakelijke voorziening zijn voor het inzamelen van huisvuil. Voorts wijst het college erop dat de ORAC's in lijn met andere ruimtelijke voorwerpen worden geplaatst en dat alleen de inwerpzuil ervan zichtbaar is.
Gelet op deze motivering heeft het college in redelijkheid de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein kunnen aanwijzen voor het plaatsen van ORAC's. Daarbij wordt opgemerkt dat [appellant] en anderen ter zitting hebben verklaard dat in het verleden wel degelijk plantenbakken zijn geplaatst in de Thijssestraat. Het college heeft in het door [appellant] en anderen aangevoerde geen aanleiding hoeven zien om deze locaties niet aan te wijzen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen betogen dat het college in redelijkheid geen ORAC's kan plaatsen in de Thijssestraat omdat dit een autovrij voetgangersgebied is. Door het plaatsen van de ORAC's zal het aantal verkeersbewegingen substantieel toenemen. [appellant] en anderen wijzen erop dat de verkeersbewegingen voor het legen van de ORAC's bovenop de verkeersbewegingen komen voor het legen van de vuilcontainers van het gebouwencomplex "De Kam" en de Van Diesenstraat door een ander type afvalinzamelvoertuig. Ook rijdt er volgens [appellant] en anderen al een ophaalwagen voor oud papier door de straat.
4.1. Het college heeft opgemerkt dat de ORAC's tweemaal per week worden geleegd en dat dit vijf tot tien minuten duurt. Gelet daarop heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat de plaatsing van ORAC's niet tot een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen in de Thijssestraat zal leiden. Aan het autovrije karakter van de Thijssestraat wordt geen onevenredige afbreuk gedaan. Er is geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot aanwijzing van de locaties heeft kunnen overgaan.
Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen voeren aan dat het college de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein in redelijkheid niet heeft kunnen aanwijzen omdat er nu nauwelijks handhaving plaatsvindt en ook niet is toegezegd dat er handhaving op het bijplaatsen van huisvuil zal komen. In het nader stuk wijzen [appellant] en anderen erop dat er inmiddels een aantal ORAC's is geplaatst en dat niet onmiddellijk actie wordt ondernomen in geval van volle containers of bijgeplaatst afval. Voorts worden de ORAC's gebruikt door de bewoners van "De Kam", terwijl de containers niet voor hen bedoeld zijn, aldus [appellant] en anderen.
5.1. Het college heeft naar voren gebracht dat de ORAC's tweemaal per week worden geleegd en dat deze zo zijn vormgegeven dat er geen ongedierte bij kan. Voorts worden bewoners voorafgaand aan de ingebruikname van de ORAC's voorgelicht over het juiste gebruik ervan en zo nodig wordt extra maatwerk communicatie ingezet en gehandhaafd. Er zijn volgens het college inmiddels ongeveer 5400 ORAC's geplaatst in Den Haag en bij 2-3 % daarvan zijn er problemen met het bijplaatsen van afval. De aanpak daarvan heeft hoge prioriteit. Er zijn handhavers in de wijk en indien melding wordt gemaakt van een defecte of volle ORAC of van zwerfvuil zal, in beginsel binnen 24 uur maar altijd binnen twee dagen, worden opgetreden, aldus het college.
De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college naar voren heeft gebracht. Zoals het college bovendien met juistheid heeft gesteld, betreft het onjuist aanbieden van afval en het verwijderen daarvan niet het besluit, maar is dit een kwestie van handhaving. Klachten daarover kunnen niet in deze procedure aan de orde worden gesteld. Het college heeft in het door [appellant] en anderen aangevoerde geen aanleiding hoeven zien om de locaties niet aan te wijzen.
Het betoog faalt.
6. [appellant] en anderen betogen dat het college de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein in redelijkheid niet heeft kunnen aanwijzen omdat de straat niet geschikt is voor het plaatsen van ORAC's. Zo lopen er verschillende kabels en leidingen doorheen en is er sprake van verzakkingen. Voorts is het door het college overgelegde rapport van het bodemonderzoek moeilijk te doorgronden en is niet duidelijk of er voldoende onderzoek is gedaan en of gesaneerd moet worden, aldus [appellant] en anderen.
6.1. Het college voert aan dat uit onderzoek naar kabels en leidingen is gebleken dat de locaties geschikt zijn voor het plaatsen van containers. De kans op verzakkingen acht het college nihil. Dat er in de Thijssestraat verzakkingen zijn, is het college niet bekend. Voorts blijkt volgens het college uit het rapport van het bodemonderzoek van 3 mei 2016 dat sanering niet noodzakelijk is en dat er in dat kader geen belemmeringen zijn voor het plaatsen van ORAC's. Bovendien, zo heeft het college opgemerkt, wordt indien sanering alsnog noodzakelijk zou blijken, de bodem ter plaatse gesaneerd wanneer een ORAC wordt geplaatst en wordt vervuilde grond door een gespecialiseerd bedrijf verwijderd.
De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college naar voren heeft gebracht. Dat er volgens [appellant] en anderen al verzakkingen in de straat voorkomen, wat daar ook van zij, staat niet aan het plaatsen van ORAC's in de weg. Zoals het college in de Nota van Antwoord heeft vermeld, heeft de plaatsing van ORAC's elders in de stad niet geleid tot verzakkingen. Indien er toch schade ontstaat, kan de gemeente worden benaderd. Er is geen grond voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein heeft kunnen aanwijzen voor het plaatsen van ORAC's.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen betogen dat de groenstrook aan de Laakweg een meer geschikte locatie is voor het plaatsen van ORAC's dan de Thijssestraat. Die locatie is volgens hen goed bereikbaar voor vuilniswagens en, zo merken zij op in het nader stuk, er ligt alleen een gasleiding. Voor het Slachthuisplein is de hoek Laakweg/Slachthuisstraat een alternatief, aldus [appellant] en anderen.
7.1. Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn "Kadervoorstel ondergrondse inzamelcontainers voor restafval" met kenmerk RIS 160943, gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
"- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!).
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!).
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."
7.2. Niet in geschil is dat er in de groenstrook langs de Laakkade ten minste één leiding aanwezig is. Daarom voldoet deze locatie niet aan alle door het college gehanteerde randvoorwaarden. Daarnaast heeft het plaatsen van ORAC's in groen niet de voorkeur van het college. De locatie hoek Laakweg/Slachthuisweg is volgens het college evenmin geschikt. Over de Slachthuisweg lopen trambanen en bovenleidingen. Bovendien is dit een doorgaande route die niet mag worden geblokkeerd. Anders dan de inzamelvoertuigen voor vuilniszakken moet een inzamelvoertuig voor ORAC's bij het legen met stempels worden gestabiliseerd, waardoor dit bij calamiteiten niet onmiddellijk kan worden verplaatst. Ook zou voor deze locatie over een fietspad moeten worden gereden, hetgeen niet wenselijk is in verband met de verkeersveiligheid, aldus het college.
Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid de groenstrook en de hoek Laakweg/Slachthuisweg ongeschikt kunnen achten voor het plaatsen van ORAC's. Het college heeft geen aanleiding hoeven zien om af te zien van aanwijzing van de locaties aan de Thijssestraat en het Slachthuisplein.
Het betoog faalt.
8. Tot slot betogen [appellant] en anderen dat het besluit van 5 april 2016 onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zo is aan bewoners een brief van 25 januari 2016 verzonden in de aanhef waarvan was vermeld dat het een uitnodiging betrof voor een informatieavond over het plaatsen van ORAC's. Bij corrigerende brief van 22 februari 2016 is vervolgens uitgelegd dat er geen informatiebijeenkomst zou zijn omdat het om enkele locaties ging en een bijeenkomst alleen wordt georganiseerd wanneer een plaatsingsplan de hele wijk aangaat. De informatiebrochure over de procedure bij de plaatsing van ORAC's maakt geen melding van een dergelijk onderscheid en bovendien is er een duidelijke informatiebehoefte bij bewoners, aldus [appellant] en anderen. Voorts merken zij op dat in de toelichting bij het gewijzigd definitief plaatsingsplan een locatie 22-09A wordt vermeld, die feitelijk niet bestaat.
8.1. Een informatiebijeenkomst voorafgaand aan de besluitvorming is bedoeld om belanghebbenden kennis te laten nemen van nieuwe plannen en te vertellen hoe het besluitvormingsproces eruit zal zien. Op de website van de gemeente Den Haag is vermeld dat het niet mogelijk is om bij die gelegenheid inspraakreacties te geven. Het houden van een informatiebijeenkomst is voorts niet bij wet voorgeschreven. Voor zover [appellant] en anderen beogen te betogen dat zij onvoldoende gelegenheid hebben gehad om op het ontwerpplan te reageren, bestaat reeds gelet op het voorgaande geen grond voor het oordeel dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat geen informatiebijeenkomst is georganiseerd. Daarbij hebben [appellant] en anderen tijdig een zienswijze ingediend, die het college in de besluitvorming heeft betrokken. Ook daarom is er geen grond voor het oordeel dat zij in hun belangen zijn geschaad.
In de bijlage "ORAC Programma 22 Laakhaven West Het Definitief Plaatsingsplan II" bij het gewijzigd plaatsingsbesluit is op een bestektekening aangegeven waar welke ORAC's zullen worden geplaatst. Daaruit blijkt dat ORAC's worden geplaatst in de Thijssestraat op locaties 22-07A en 22-08A en op het Slachthuisplein op locatie 22-09B. Dit komt overeen met hetgeen is gemeld in de vrijgave voor inspraak aanvullende locaties ORAC's Laakhaven West (wijk 22) van 12 januari 2016. Naar het oordeel van de Afdeling is daarmee duidelijk welke drie locaties het college in het besluit van 5 april 2016 heeft aangewezen. De vermelding van een locatie 22-09A in de toelichting bij het besluit van 5 april 2016 moet worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving. Er is geen grond voor het oordeel dat het besluit hierom onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Het betoog faalt.
9. Hetgeen [appellant] en anderen in het nader stuk nog hebben aangevoerd over de plaatsing van tijdelijke bovengrondse containers, laat de Afdeling buiten bespreking. Het besluit ziet daar immers niet op.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.
w.g. Pans w.g. Van Dijken
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017
595.