201700756/2/R1.
Datum uitspraak: 23 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de Vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie, gevestigd te Arnhem, en anderen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2016 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie] Lievelde wijzigen bouwvlak" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de vereniging en anderen beroep ingesteld.
Hierbij hebben de vereniging en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vereniging en anderen en de maatschap [maat A], [maat B] en [maat C] (hierna tezamen en in enkelvoud: de maatschap) hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2017, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en anderen, bij monde van [persoon], bijgestaan door mr. W.M. Wessels, en het college, vertegenwoordigd door B.G.W. Rondeel, zijn verschenen. Voorts is daar de maatschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het wijzigingsplan ziet op het perceel [locatie] te Lievelde. Met het wijzigingsplan wordt het agrarische bouwvlak van ongeveer 0,9 ha, waarin het bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011" voorziet, vervormd en vergroot tot maximaal 1 ha. Hiermee biedt het wijzigingsplan de mogelijkheid voor de maatschap voor realisatie van een mestkalverenstal voor ongeveer 1.200 kalveren.
3. De maatschap heeft op 2 maart 2017 een aanvraag ingediend om verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van de bedoelde stal. De voorzieningenrechter stelt vast dat hiermee sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
4. De vereniging en anderen voeren onder meer aan dat het bedrijf van de maatschap in zijn huidige bedrijfsvoering als een "grondgebonden veehouderij(tak)" is aan te merken in de zin van artikel 2.5.1.1, van de Omgevingsverordening Gelderland, namelijk een "onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voeren". Er is volgens de vereniging en anderen sprake van een "omschakeling" naar een intensieve veehouderij, hetgeen in strijd is met artikel 2.5.2.2, lid 2, onder a, van de Omgevingsverordening Gelderland.
De vereniging en anderen betogen verder dat de raad geen aandacht heeft besteed aan de negatieve effecten van het wijzigingsplan voor de bedrijfsvoering van de Ecoboerderij [naam], waarvan de exploitanten tot de verzoekers om een voorlopige voorziening behoren, die in de directe nabijheid van het plangebied ligt. Zij wijzen daarbij erop dat het wijzigingsplan tot een toename van fijnstof zal leiden waarin sporen van onder meer antibiotica kunnen zitten. Dit zou de Ecoboerderij [naam] ernstig in haar bedrijfsvoering kunnen raken, omdat zij dient te beschikken over een zogenoemd "Antibiotica vrij" certificaat.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bedrijf van de maatschap beschikt over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer.
Voorts blijkt uit de stukken dat er een vergunde veebezetting was van 52 zoogkoeien, 14 vleeskalveren, 42 vleesstieren en 6 volwassen pony's. Ter zitting heeft het college, in reactie op het betoog van de vereniging en anderen dat het bedrijf van de maatschap in de huidige situatie als een "grondgebonden veehouderijtak" is aan te merken, erop gewezen dat in het bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011" aan het bedrijf de aanduiding "intensieve veehouderij" is toegekend, terwijl met het wijzigingsplan eveneens een intensieve veehouderij mogelijk is gemaakt. De vereniging en anderen hebben vervolgens erop gewezen dat in de definitie van "grondgebonden veehouderijtak" in artikel 2.5.1.1 van de Omgevingsverordening Gelderland geen relatie wordt gelegd met de planologische situatie maar met de feitelijke situatie. Feitelijk gezien was volgens hen wel degelijk sprake van een "grondgebonden veehouderijtak" en is met het wijzigingsplan sprake van een "omschakeling" naar een intensieve veehouderij. De voorzieningenrechter overweegt dat in de bodemzaak nader moet worden bezien of de feitelijke situatie dan wel de planologische situatie in dit kader bepalend is. Dit vergt nader onderzoek, waar deze procedure zich niet voor leent.
De voorzieningenrechter overweegt verder op basis van de thans beschikbare stukken dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt of en, zo ja, in hoeverre bij de besluitvorming rekening is gehouden met de belangen van Ecoboerderij [naam]. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het op voorhand niet uitgesloten dat het daarop betrekking hebbende betoog in de bodemzaak zou kunnen slagen.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan te schorsen. De overige gronden van het verzoek behoeven gelet hierop geen bespreking.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre van 6 december 2016 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie] Lievelde wijzigen bouwvlak";
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre tot vergoeding van bij de Vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie en anderen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.044,39 (zegge: duizendvierenveertig euro en negenendertig cent), waarvan € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre aan de Vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Loo
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2017
418.