ECLI:NL:RVS:2017:788
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- A.B.M. Hent
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 juli 2016 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder op 20 januari 2016 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting werd door de staatssecretaris aangevoerd dat de rechtbank zijn standpunt over de familieleden van de vreemdeling onjuist had weergegeven. De staatssecretaris stelde dat uit de verklaringen van de vreemdeling kon worden afgeleid dat zijn buurtgenoten op de hoogte waren van zijn relatie met een bepaalde persoon, maar dit standpunt was niet eerder ingenomen. De Raad van State oordeelde dat dit argument niet kon worden meegenomen in de beoordeling van het hoger beroep, omdat het niet eerder was aangevoerd.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 495,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 maart 2017.