ECLI:NL:RVS:2017:792

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
201701312/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor sportaccommodatie in Malden

Op 27 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoekster, wonend te Malden, en de raad van de gemeente Heumen en het college van burgemeester en wethouders van Heumen. De zaak betreft een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe sportaccommodatie op de locatie Veldsingel 29 te Malden, vastgesteld op 15 december 2016 en verleend op 3 januari 2017. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest voor onomkeerbare gevolgen van de besluiten tijdens de beroepsprocedure.

Tijdens de zitting op 21 maart 2017 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente Heumen, als initiatiefneemster van het plan, geen toezeggingen kon doen over de uitvoering van de besluiten. De raad en het college hebben verklaard dat met de uitvoering van het plan en de vergunning ten minste zes maanden zal worden gewacht, in afwachting van de beslissing op de ingestelde beroepen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het enkele feit dat een aanbestedingsprocedure wordt gestart, niet kan worden geacht onomkeerbare gevolgen te hebben. Daarom was er geen spoedeisend belang voor het treffen van de verzochte voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft de raad en het college wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekster, tot een bedrag van € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 maart 2017.

Uitspraak

201701312/2/R1.
Datum uitspraak: 27 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Malden, gemeente Heumen,
en
de raad van de gemeente Heumen en het college van burgemeester en wethouders van Heumen,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportcentrum Malden en omgeving" vastgesteld.
Bij besluit van 3 januari 2017 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een nieuwe sportaccommodatie op de locatie Veldsingel 29 te Malden en voor het kappen van enkele bomen op die locatie.
Tegen deze besluiten heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en het college hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2017, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. A. Verhoeven, rechtsbijstandverlener te Zoetermeer, en de raad en het college, vertegenwoordigd door A.C. Kneppers, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    De bestreden besluiten voorzien in het vervangen van een bestaand multifunctioneel sport- en recreatiecentrum door een compacter sportcomplex en in het realiseren van 35 woningen. De voorbereiding en bekendmaking van de besluiten heeft op de voet van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd plaatsgevonden.
[verzoekster], die in de onmiddellijke omgeving van het betrokken gebied woont, kan zich niet verenigen met de besluiten omdat zij hiervan een verslechtering van haar woon- en leefklimaat verwacht. Zij heeft een voorlopige voorziening gevraagd omdat zij ervoor beducht is dat zich hangende de beroepsprocedure reeds onomkeerbare gevolgen van de besluiten zullen voordoen.
3.    Alvorens het verzoek om voorlopige voorziening voor een zitting te agenderen, is namens de voorzieningenrechter contact opgenomen met de gemeente Heumen. Bij die gelegenheid is gevraagd of de gemeente, die zelf de initiatiefneemster is van het plan en de aanvraagster van de omgevingsvergunning, voornemens is al tot uitvoering van de besluiten over te gaan. Van de kant van de gemeente is hierop medegedeeld dat in verband met reeds gedane investeringen in dit opzicht geen toezeggingen kunnen worden gedaan. Vervolgens is het verzoek van [verzoekster] ingepland voor behandeling tijdens een zitting.
4.    Ter zitting is namens de raad en het college alsnog verklaard dat met de uitvoering van het plan en de vergunning ten minste zes maanden zal worden gewacht waarbij de verwachting is dat de Afdeling tegen die tijd op de ingestelde beroepen zal hebben beslist. Ook voorbereidende werkzaamheden als het bouwrijp maken van het terrein, het oprichten van bouwketen en het aanleggen van tijdelijke parkeerterreinen zullen gedurende de komende zes maanden achterwege blijven, zo is ter zitting gebleken. Ditzelfde geldt voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden en het kappen van bomen. Wel zal reeds worden gestart met een Europese aanbestedingsprocedure voor de bouw van het nieuwe sportcomplex, aldus de vertegenwoordiger van de raad en het college.
5.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het enkele feit dat een aanbestedingsprocedure wordt gestart, niet worden geacht onomkeerbare gevolgen op te leveren. Het volgen en voltooien van een dergelijke procedure betekent immers niet per definitie dat het desbetreffende project daadwerkelijk tot uitvoering zal worden gebracht.
Onder deze omstandigheden is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening kan rechtvaardigen.
6.    In verband met het voorgaande dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen. Hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd tegen de besluiten van de raad en het college, behoeft gelet daarop geen inhoudelijke bespreking.
7.    In aanmerking genomen dat van behandeling van het verzoek ter zitting had kunnen worden afgezien indien de raad en het college tijdig te kennen hadden gegeven dat met de uitvoering van werkzaamheden zou worden gewacht totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de raad en het college op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen waar het de kosten voor het verschijnen ter zitting betreft. Voor het overige bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de raad van de gemeente Heumen en het college van burgemeester en wethouders van Heumen tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Sparreboom
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2017
195.