201700583/2/R3.
Datum uitspraak: 28 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Tubbergen,
en
de raad van de gemeente Tubbergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Tubbergen, Amaliahof" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 maart 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.Y. Rutjes, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De raad betoogt dat [verzoeker] geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is bij het besluit van 12 december 2016.
2.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van zes grondgebonden woningen op een perceel aan de Julianastraat 31 te Tubbergen.
[verzoeker] heeft een bouwaanvraag ingediend voor bebouwing van een perceel aan de Weleveldstraat/Reutummerweg te Tubbergen, die nog niet is afgehandeld, en vreest dat na realisering van onder meer de in het plan voorziene woningen niet langer behoefte bestaat aan de woningen die hij wenst te bouwen.
De voorzieningenrechter overweegt dat de bouw van de woningen waarin het plan voorziet op zichzelf niet tot gevolg heeft dat op voormeld perceel aan de Weleveldstraat/Reutummerweg te Tubbergen niet kan worden gebouwd. De vraag of het door [verzoeker] ingediende verzoek om planologische medewerking voor toewijzing in aanmerking komt is afhankelijk van nadere planologische besluitvorming, waarvoor aan door het gemeentebestuur gestelde voorwaarden moet zijn voldaan. Die besluitvorming en de daaraan gestelde voorwaarden vormen in deze procedure niet het onderwerp van geschil. Voorts acht de voorzieningenrechter met hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de beschikbare ruimte binnen de woningbouwopgave voor Tubbergen geheel wordt ingevuld door de zes woningen waarin het plan voorziet, zodat het door hem ingediende verzoek om planologische medewerking reeds daarom zal worden afgewezen. De belangen van [verzoeker] worden derhalve niet rechtstreeks geraakt door het bestreden besluit.
De conclusie is dat [verzoeker] geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is bij het besluit van 12 december 2016 en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, geen beroep kan instellen. Het beroep van [verzoeker] zal naar verwachting in de bodemprocedure niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Wijker-Dekker
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2017
562.