201609270/1/R2 en 201609270/2/R2.
Datum uitspraak: 29 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te 's-Hertogenbosch,
appellanten,
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Empelse Schans 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Voorts hebben [appellant] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij en anderen] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2017, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.J.A. Erps, zijn verschenen. Voorts zijn daar
[partij] en anderen, bijgestaan door mr. F.A. Pommer, advocaat te Nijmegen, gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Kortsluiting
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
2. Het plan voorziet in drie woningen op het perceel Empelse Schans 1 te 's-Hertogenbosch. Aan de oostkant van dit perceel ligt de weg Empelse Schans, een verbindingsweg die haaks aansluit op de langs de Maas gelegen Empelsedijk. Verder wordt het plangebied omringd door agrarische percelen en houtsingels. De gronden maken deel uit van de Maasuiterwaarden tussen de wijk Maaspoort en het dijklint Oude Empel.
Thans is op het zuidelijke deel van het perceel Empelse Schans 1 een boerderij met aangebouwde schuur aanwezig en is op het noordelijke deel een bijgebouw aanwezig. De initiatiefnemers, [partij] en anderen, wensen de bestaande boerderij met aangebouwde schuur te splitsen in twee woningen. Op het noordelijke deel van het perceel wordt een derde, losstaande woning ontwikkeld.
Op de verbeelding zijn voor het westelijke deel van het plangebied de bestemmingen "Wonen" en "Groen" opgenomen en is voor het oostelijke deel de bestemming "Tuin" opgenomen. De bestemming "Groen" is toegekend aan een strook van ongeveer 1,5 m breed.
In de planregels is het volgende bepaald:
"Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;"
[…]
"Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen in de vorm van woningen […]"
[…]
"4.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen […] gelden de volgende regels:
[…]
c. Het gebruik overeenkomstig lid 4.1 is uitsluitend toegestaan na aanleg en met instandhouding van een groenvoorziening die bestaat uit aaneengesloten streekeigen struiken en/of heggen en/of bomen met een minimale hoogte van 1 meter ter plaatse van de bestemming Groen."
[…]
"Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een groenvoorziening die bestaat uit aaneengesloten streekeigen struiken en/of heggen en/of bomen met een minimale hoogte van 1 meter als bedoeld in lid 4.5 onder c."
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Gebiedsvisie "De Maasuiterwaarden"
4. [appellant] en anderen, die allen in de Meester Bierkuslaan wonen, kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij voeren aan dat het perceel Empelse Schans 1 wordt omringd door de zogenoemde "groene vingers", als bedoeld in de gebiedsvisie "De Maasuiterwaarden" (hierna: de gebiedsvisie). Het plan is volgens [appellant] en anderen in strijd met de doelstellingen van de gebiedsvisie voor de "groene vingers". Daarbij wijzen zij erop dat op grond van de gebiedsvisie bloemrijke weilanden met landschapselementen, zoals bomen en heggen, dienen te worden aangelegd en dat de biodiversiteit dient te worden versterkt.
4.1. De raad heeft toegelicht dat de "groene vingers", zoals bedoeld in de gebiedsvisie, een gebied van ongeveer 10 ha groot betreft dat eigendom is van de gemeente. De beleidsvisie voor de "groene vingers" beoogt de rust en de beleving van het landschap te vergroten, de landschappelijke waarden en de natuur te versterken, de biodiversiteit te vergroten en de openheid te behouden, door onder meer agrarisch natuurbeheer en bloemrijke weilanden aan te leggen met landschapselementen zoals bomen en heggen.
Het perceel Empelse Schans 1 is particulier eigendom en maakt geen deel uit van de "groene vingers". Desalniettemin heeft de raad, nu de "groene vingers" direct rondom het plangebied liggen, beoordeeld of het bestemmingsplan aanvaardbaar is in het licht van de gebiedsvisie. Dit is volgens de raad het geval. Hierbij heeft de raad aangegeven dat het perceel Empelse Schans 1 een bestaand woonperceel is dat deel uitmaakt van de stedelijke bebouwingsrand van de wijk Maaspoort. Verder heeft de raad erop gewezen dat de bebouwing op dit perceel weliswaar zichtbaar zal zijn, maar dat het plan een aanzienlijke planologische verbetering betekent ten opzichte van de bouwmogelijkheden die voor dit perceel op grond van het vorige bestemmingsplan "Maaspoort-Oud Empel" golden. Tevens wordt de toegestane bebouwing anders gesitueerd, namelijk achter elkaar, zodat de bebouwing een ensemble vormt, waardoor deze beter past in de omgeving in vergelijking met de vroegere situatie, aldus de raad. Voorts heeft de raad gesteld dat het plan, met toekenning van de bestemming "Tuin" aan het oostelijke deel van het plangebied, waarborgt dat dit beeldbepalende deel van de Empelse Schans gevrijwaard blijft van bebouwing.
Gelet op deze toelichting is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de beperkte toename van woningen die het plan met zich brengt aanvaardbaar is in het licht van de gebiedsvisie. Hierbij wordt betrokken dat het perceel Empelse Schans 1 geen deel uitmaakt van de "groene vingers". Verder is van belang dat [partij] en anderen onweersproken hebben gesteld dat de totale bebouwingsoppervlakte op grond van het voorliggende plan 551 m² bedraagt en de maximaal toegestane inhoud van de bebouwing 2.909 m³ bedraagt, terwijl de totale bebouwingsoppervlakte die het vorige bestemmingsplan toestond 1.071 m² en de maximaal toegestane inhoud van de bebouwing 6.426 m³ bedroeg. Dit betekent dat het voorliggende plan een aanzienlijke vermindering van de planologische bouwmogelijkheden inhoudt. De stelling van [appellant] en anderen dat het plan niet voldoet aan de doelstelling uit de gebiedsvisie dat bloemrijke weilanden met landschapselementen, zoals bomen en heggen, dienen te worden aangelegd, leidt niet tot het ermee beoogde doel, omdat, zoals blijkt uit het door de raad in het verweerschrift opgenomen fotomateriaal, niet begroeiing, maar juist openheid kenmerkend is voor de landschappelijke waarde van het gebied rondom het perceel Empelse Schans 1. Ook is hierbij van belang dat het een bestaand woonperceel is dat behoort tot een stedelijke bebouwingsrand. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat het plan gevolgen heeft voor de biodiversiteit op gronden buiten het plangebied die tot de "groene vingers" behoren.
Het betoog faalt.
Voorwaardelijke verplichting
5. [appellant] en anderen voeren aan dat de voorwaardelijke verplichting van artikel 4, lid 4.5, onder c, van de planregels op grond waarvan een groenvoorziening van 1 m hoog en 1,5 m breed moet worden gerealiseerd
- zowel vanuit hun perspectief bezien als vanuit het perspectief van de gebiedsvisie - niet toereikend is te achten. [appellant] en anderen stellen dat de raad had moeten voorzien in een verdergaande voorwaardelijke verplichting, die inhoudt dat het gebruik van de woningen uitsluitend is toegestaan na aanleg met instandhouding van een groenvoorziening met een minimale hoogte van 6 m. Dit zou moeten gelden voor een strook van 3 m breed, aldus [appellant] en anderen. Verder wijzen zij erop dat een wethouder in een vergadering van de commissie Ruimtelijke Ontwikkelingen en Beheer van 27 september 2016 heeft toegezegd dat de bestaande groenstrook wordt gehandhaafd.
5.1. Met het oog op de belangen van [appellant] en anderen is, naar aanleiding van hun zienswijze, het plan ten opzichte van het ontwerpplan gewijzigd in die zin dat in artikel 4, lid 4.5, onder c, van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen op grond waarvan het gebruik van de woningen uitsluitend is toegestaan na aanleg en instandhouding van een groenvoorziening van minimaal 1 m hoog ter plaatse van de bestemming "Groen". Deze bestemming beslaat een strook van ongeveer 1,5 m breed aan de westelijke zijde van het plangebied, in welke richting de woningen van [appellant] en anderen staan. De initiatiefnemers, [partij] en anderen, hebben ter zitting toegelicht dat, hoewel op zichzelf geen ruimtelijke noodzaak voor deze voorwaardelijke verplichting bestaat, zij hiermee hebben ingestemd bij wijze van tegemoetkoming aan [appellant] en anderen. Verder hebben [partij] en anderen in hun schriftelijke uiteenzetting aangegeven voornemens te zijn om een wezenlijk deel van de bestaande groenvoorziening binnen het plangebied te behouden. Voorts heeft de raad toegelicht dat direct buiten het plangebied gronden liggen die eigendom van de gemeente zijn, waar een groenvoorziening aanwezig is, bestaande uit lage beplanting.
Ter zitting heeft de raad verklaard voornemens te zijn die groenvoorziening te handhaven.
5.2. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen noodzaak was om, met het oog op de belangen van [appellant] en anderen, in het plan te voorzien in een verdergaande voorwaardelijke verplichting dan in artikel 4, lid 4.5, onder c, van de planregels is opgenomen. Hierbij wordt betrokken dat de afstand tussen de woningen van [appellant] en anderen en het plangebied ongeveer 100 m bedraagt, welke afstand groot is in een gebied dat als stedelijke bebouwingsrand is te kwalificeren.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ook de gebiedsvisie geen aanleiding geeft om te voorzien in een verdergaande voorwaardelijke verplichting dan in artikel 4, lid 4.5, onder c, van de planregels is opgenomen. Daartoe is van belang dat, zoals uit het door de raad in het verweerschrift opgenomen fotomateriaal blijkt, openheid kenmerkend is voor de landschappelijke waarde van het gebied rondom het perceel Empelse Schans 1. Een groene omzoming van het plangebied met hoog opgaande begroeiing, zoals [appellant] en anderen dat wensen, zou, zoals de raad terecht stelt, afbreuk doen aan die openheid.
Wat betreft de verwijzing naar een toezegging van een wethouder overweegt de voorzieningenrechter dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in een verdergaande voorwaardelijke verplichting zou voorzien dan in artikel 4, lid 4.5, onder c, van de planregels is opgenomen. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is in dit opzicht dan ook geen sprake.
Het betoog faalt.
Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie "Stad tussen stromen"
6. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan, voor zover dat in een toename van woningen voorziet, in strijd is met de gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie "Stad tussen stromen", nu het plangebied daarin niet is aangewezen als woningbouwlocatie.
6.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie de mogelijkheid van kleinschalige woningbouwinitiatieven niet uitsluit. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan, dat als kleinschalig woningbouwinitiatief is aan te merken, in strijd is met de gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie.
Het betoog faalt.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Loo
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2017
418.