201608659/2/R2.
Datum uitspraak: 30 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Loon op Zand,
en
het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2016 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie] te Loon op Zand" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) hebben als belanghebbende partij een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 maart 2017, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.J. Dudok, is verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het wijzigingsplan beoogt hergebruik mogelijk te maken van een voormalig agrarisch perceel door wijziging van de agrarische bestemming. Het is daarbij de bedoeling dat [belanghebbende] gaat wonen in de voormalige boerderij. Verder is beoogd ter plaatse onder meer buitenschoolse opvang mogelijk te maken van kinderen die bij het speciaal onderwijs staan ingeschreven. Daarbij is mede beoogd ook logeren als respijtopvang, crisisopvang en opvang in het weekend mogelijk te maken.
3. [verzoeker] voert aan dat het plan voorziet in verschillende nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden. Hij wijst in dit verband in het bijzonder op de opvang van kinderen, waarbij buitenspelen op korte afstand van zijn woning mogelijk is. Deze activiteiten zullen zich elke dag, ook in de weekenden en de schoolvakanties, voordoen.
4. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of er een spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het perceel [locatie]. Hij vreest dat daarvan al gebruik zal worden gemaakt vóór de uitspraak van de Afdeling over het wijzigingsplan in de bodemprocedure en dat hij op die manier met ontwikkelingen zal worden geconfronteerd die niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, ook als de Afdeling het plan zou vernietigen.
[belanghebbende], de eigenaar en huidig en toekomstig gebruiker van het perceel, heeft toegezegd hangende de behandeling van het beroep tegen het wijzigingsplan geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te zullen aanvragen. Ter zitting heeft [belanghebbende] verder toegezegd hangende die behandeling ter plaatse geen veranderingen aan te brengen en ook geen enkele activiteit te zullen ontplooien, ook niet met betrekking tot kinderopvang.
5. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat het [verzoeker] vrij staat een nieuw verzoek om voorlopige voorziening in te dienen als mocht blijken dat zich toch onomkeerbare ontwikkelingen dreigen voor te doen voordat de Afdeling uitspraak heeft kunnen doen op het beroep tegen het wijzigingsplan. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2017
45.