ECLI:NL:RVS:2017:98

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
201602754/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan IJsbaan en de gevolgen voor omwonenden

Op 18 januari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "IJsbaan" dat op 31 maart 2016 door de raad van de gemeente Haarlem is vastgesteld. Appellanten, wonend nabij de ijsbaan, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door de overkapping van de ijsbaan en de gebruiksmogelijkheden die in het plan zijn toegestaan. De Afdeling heeft de zaak op 1 december 2016 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellanten als de raad en de stichting Kunstijsbaan Kennemerland aanwezig waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsruimte heeft en dat hij de betrokken belangen moet afwegen. De appellanten hebben verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder de bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden die het plan toestaat. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad in redelijkheid de bouwhoogten heeft kunnen toestaan, gezien de noodzaak om de ijsbaan goed te kunnen gebruiken en de belangen van de Kunstijsbaan Kennemerland. Ook de gebruiksmogelijkheden voor kleinschalige sport- en spelactiviteiten en evenementen zijn door de Afdeling als aanvaardbaar beoordeeld.

De appellanten hebben verder betoogd dat de akoestische gevolgen van het plan onvoldoende zijn onderzocht en dat hun uitzicht en bezonning negatief worden beïnvloed. De Afdeling heeft echter geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de akoestische gevolgen aanvaardbaar zijn en dat de vermindering van uitzicht en bezonning niet onaanvaardbaar is. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201602754/1/R1.
Datum uitspraak: 18 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "IJsbaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting Kunstijsbaan Kennemerland heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2016, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door K.W. Glas, H.J.M. Rots en R. van Engeland, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Kunstijsbaan Kennemerland, vertegenwoordigd door R.P. Kleefman en J.M. Hulsebosch, bijgestaan door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, als partij gehoord.
Overwegingen
Het plan
1. [appellant] en anderen wonen aan de Iepenlaan op een afstand van ongeveer 55 m tot het plangebied. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de overkapping van de ijsbaan en de gebruiksmogelijkheden die in dit plan zijn toegestaan. De ijsbaan is thans aanwezig en beschikt over een overkapte binnen- en buitenbaan en een open middenterrein. Door dit plan kan het middenterrein worden overkapt. Om de overkapping mogelijk te maken is in dit plan voorzien in grotere bouwhoogten ten opzichte van de bestaande situatie. Kunstijsbaan Kennemerland wil het middenterrein overkappen, omdat in het gebruik van de ijsbaan een verschuiving plaatsvindt van langebaanschaatsen naar andere schaatssporten. Voor deze schaatssporten wordt het middenterrein gebruikt.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Planregels
3. De relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Ontvankelijkheid en goede procesorde
4. De raad en Kunstijsbaan Kennemerland hebben aangevoerd dat het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk is voor zover het de beroepsgrond betreft dat alternatieve bouwwijzen van de overkapping mogelijk zijn. Zij voeren hiertoe aan dat dit in het beroepschrift voor het eerst is aangevoerd. Voorts hebben de raad en Kunstijsbaan Kennemerland aangevoerd dat het betoog van [appellant] en anderen dat evenementen ten onrechte zijn toegestaan in de omvang zoals die is toegelaten door dit plan buiten beschouwing moet worden gelaten wegens strijd met een goede procesorde. Zij voeren hiertoe aan dat dit voor het eerst in het nadere stuk van [appellant] en anderen naar voren is gebracht.
4.1. De Afdeling stelt vast dat [appellant] en anderen zich in hun zienswijze en in hun beroepschrift tegen de bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van de ijsbaan hebben gericht.
De beroepsgrond die [appellant] en anderen in hun beroepschrift naar voren brengen dat ten onrechte geen beperktere bouwmogelijkheden zijn toegestaan omdat alternatieve bouwwijzen van de overkapping mogelijk zijn, is gericht tegen de bouwmogelijkheden die dit plan biedt en steunt derhalve op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk is.
De stelling van [appellant] en anderen in hun nadere stuk dat evenementen ten onrechte zijn toegestaan in de omvang zoals die is toegelaten door dit plan, beschouwt de Afdeling als een nadere invulling van een bestaande beroepsgrond. [appellant] en anderen hebben zich in hun beroepschrift immers al gericht tegen de gebruiksmogelijkheden ter plaatse van de ijsbaan. Reeds om die reden verzet een goede procesorde zich niet tegen behandeling van dit betoog.
Het betoog van de raad en Kunstijsbaan Kennemerland faalt.
Beroepsgronden
Bouwmogelijkheden
5. [appellant] en anderen richten zich tegen de bouwmogelijkheden die dit plan ter plaatse van de ijsbaan toestaat. Zij betogen dat het plan ten onrechte toestaat dat de overkapping van de ijsbaan op een andere manier wordt gerealiseerd dan de manier die op de schetsen in de plantoelichting is weergegeven. Ook voeren zij aan dat de raad ten onrechte het planologische kader dat van toepassing is op de overkapping niet strakker heeft gereguleerd dan hij in dit plan heeft gedaan. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor lagere bouwhoogten omdat alternatieve bouwwijzen van de overkapping mogelijk zijn. In dit verband wijzen zij op de ijsbaan in Leeuwarden.
5.1. In de plantoelichting staat dat door de voorziene overkapping de hoogte van de ijsbaan met ongeveer 3 m zal toenemen en ter plaatse van de nok met ongeveer 5 m.
In paragraaf 4.1 zijn schetsen van de toekomstige situatie opgenomen.
5.2. Dit plan staat bebouwing toe ter plaatse van de reeds overkapte buitenrand van de ijsbaan met een maximale bouwhoogte van 10 m. Aan dat plandeel zijn namelijk de aanduidingen "bouwvlak" en "maximum bouwhoogte (m) = 10" toegekend. Ter plaatse van het middenterrein staat dit plan bebouwing toe met een maximale bouwhoogte van 14 m. Aan dat plandeel zijn namelijk de aanduidingen "bouwvlak" en "maximum bouwhoogte (m) = 14" toegekend.
De Afdeling stelt voorop dat het opnemen van schetsen van de toekomstige situatie in de plantoelichting niet met zich brengt dat de uitgangspunten van die schetsen één op één op de verbeelding en in de planregels moeten worden neergelegd. Voor de vraag wat ingevolge dit plan is toegestaan, zijn de verbeelding en de planregels leidend. Met de schetsen is uitsluitend beoogd om een idee te geven van de wijze waarop dit plan kan worden gerealiseerd. De raad heeft in het kader van de voorbereiding van dit plan een afweging gemaakt over de bouwhoogten die hij in dit plan heeft toegestaan. De raad heeft toegelicht dat de toegestane bouwhoogten nodig zijn om de ijsbaan goed te kunnen gebruiken. Hierdoor kan namelijk gebruik worden gemaakt van de reeds aanwezige vakwerkliggers van de ringoverkapping zonder dat de reeds aanwezige jurykamer wordt geblokkeerd. Verder heeft de raad toegelicht dat hij door de toegestane bouwhoogten enige flexibiliteit heeft willen bieden aan Kunstijsbaan Kennemerland bij het definitieve bouwontwerp. Volgens de raad was het in Leeuwarden mogelijk om een ijsbaan te realiseren met een lagere bouwhoogte omdat die ijsbaan in één keer is gerealiseerd en dus geen rekening hoefde te worden gehouden met een bestaande situatie. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze stellingen. Gelet op de relatief geringe toename van de bouwhoogten heeft de raad in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de belangen van Kunstijsbaan Kennemerland dan aan de belangen die [appellant] en anderen als omwonenden hebben. Nu de raad in redelijkheid deze bouwhoogten heeft kunnen toestaan, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat hij het planologische kader dat van toepassing is op de overkapping strakker had moeten reguleren dan hij in dit plan heeft gedaan.
Het betoog faalt.
Gebruiksmogelijkheden
6. [appellant] en anderen richten zich voorts tegen de gebruiksmogelijkheden die dit plan toestaat. Zij betogen dat ter plaatse van de ijsbaan ten onrechte kleinschalige sport- en spelactiviteiten en evenementen tot en met categorie 2 als hoofdgebruik zijn toegestaan. Voorts voeren zij aan dat ten onrechte geen maximale oppervlakte is opgenomen die mag worden gebruikt voor de functies detailhandel en horeca.
6.1. De gronden ter plaatse van de ijsbaan mogen worden gebruikt ten behoeve van een ijsbaan, kleinschalige sport- en spelactiviteiten en evenementen tot en met categorie 2. De functie kleinschalige sport- en spelactiviteiten heeft volgens de raad een geringe ruimtelijke uitstraling waardoor die niet bezwaarlijk zijn voor het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen. Met betrekking tot de functie evenementen tot en met categorie 2 stelt de Afdeling vast dat dit gebruik in artikel 4, lid 4.3, van de planregels is begrensd. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen evenementen in de categorieën 1 en 2. Beide mogen maximaal 12 dagen per jaar worden gehouden. Ook is het aantal personen begrensd dat gelijktijdig en per dag aanwezig mag zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding te twijfelen aan het standpunt van de raad over de ruimtelijke impact van bedoelde functies. De Afdeling ziet voorts geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de functies kleinschalige sport- en spelactiviteiten en evenementen tot en met categorie 2 als hoofdgebruik heeft toegestaan.
In de planregels is voor de functies detailhandel en horeca-activiteiten geen maximale oppervlakte opgenomen. Nu deze functies ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder d, ondergeschikt moeten zijn en verbonden met een hoofdfunctie, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat daarmee de functies detailhandel en horeca-activiteiten voldoende zijn begrensd.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
Geluidgevolgen
7. Voorts betogen [appellant] en anderen dat de raad de akoestische gevolgen die dit plan voor hen heeft, onvoldoende heeft onderzocht. Ter zitting hebben zij toegelicht dat deze beroepsgrond zich toespitst op het geluid dat afkomstig is van het in het plan toegestane gebruik. [appellant] en anderen betogen voorts dat de raad in de planregels ten onrechte niet heeft verzekerd dat de ijsbaan volledig wordt overkapt.
7.1. Ter plaatse van dit plan is reeds legaal een ijsbaan aanwezig en worden binnen de grenzen van de voorschriften uit de milieuvergunning activiteiten zoals evenementen ontplooid. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de akoestische gevolgen van dit plan voldoende worden beperkt door de voorschriften uit de milieuvergunning en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Nu de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de geluidgevolgen ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen aanvaardbaar zijn, heeft hij geen aanleiding hoeven zien om een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen die ertoe strekt dat de ijsbaan volledig wordt overkapt.
Het betoog faalt.
Uitzicht
8. [appellant] en anderen voeren voorts aan dat hun uitzicht wordt aangetast als gevolg van de toename van de toegestane bouwhoogten.
8.1. Door de voorziene overkapping zal de hoogte van de ijsbaan ongeveer 5 m kunnen toenemen ter plaatse van de nok. Niet is uit te sluiten dat het uitzicht vanuit de percelen van [appellant] en anderen door de voorziene ontwikkeling zal verminderen. Gelet op de relatief geringe toename van de bouwhoogten als gevolg van dit plan, de afstand tussen de woningen en de ijsbaan als ook de stedelijke omgeving waarin de ijsbaan en de woningen staan, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het voorzien in de ontwikkeling die in het plan wordt toegestaan dan aan de belangen van [appellant] en anderen bij het behoud van hun uitzicht.
Het betoog faalt.
Bezonning
9. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat de raad onvoldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn van de hogere bouwhoogten voor de bezonning in de ochtendperiode in de tuinen en woningen van [appellant] en anderen. In dit verband voeren zij aan dat onjuiste uitgangspunten zijn gebruikt in de door de raad gehanteerde bezonningsstudie.
9.1. In de bezonningsstudie is de situatie geschetst in december om 08.48 uur waarbij de zon 14,3º ten opzichte van de horizon staat. Hierbij is de ijshal met een bolle dakvorm geschetst. In de geschetste situatie treedt geen schaduwvorming op in de tuinen of de woningen van [appellant] en anderen.
9.2. De Afdeling stelt vast dat in de bezonningsstudie van een worstcasescenario wordt uitgegaan voor zover wordt uitgegaan van de zonnestand in december in de ochtendperiode. [appellant] en anderen voeren terecht aan dat in de bezonningsstudie niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden met betrekking tot de hoogte en vorm van het dak. Ter plaatse van het middenterrein staat dit plan immers bebouwing toe met een maximale bouwhoogte van 14 m. Dit betekent dat van een vierkante dakvorm had moeten worden uitgegaan in plaats van een bolle dakvorm met een hoogte van 14 m zoals in de bezonningsstudie. Het is niet uit te sluiten dat als gevolg van dit plan de bezonning van de achtertuinen, die het dichtst bij het plangebied liggen, in de wintermaanden in de ochtendperiode vermindert. De Afdeling acht echter niet aannemelijk dat bij het toepassen van de juiste uitgangspunten de schaduwwerking dusdanig afwijkt van de bezonningsstudie dat moet worden aangenomen dat de bezonning voor lange perioden in de achtertuinen en woningen onaanvaardbaar vermindert. Hierbij betrekt de Afdeling dat de afstand tussen het plangebied en de woningen van [appellant] en anderen ongeveer 55 m is. De vermindering van de bezonning van de percelen [appellant] en anderen heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet onaanvaardbaar hoeven achten.
Het betoog faalt.
Financiële uitvoerbaarheid
10. [appellant] en anderen hebben voorts aangevoerd dat het onduidelijk is of de overkapping kan worden gerealiseerd binnen de planperiode omdat een financiële onderbouwing ontbreekt.
10.1. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.
10.2. In paragraaf 7.1 van de plantoelichting staat dat de ontwikkelaar voor de voorziene ontwikkeling gelden heeft gereserveerd in zijn begroting. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd, aldus de plantoelichting. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de ontwikkelaar zijn begroting voor de voorziene ontwikkeling in een presentatie heeft toegelicht. Voor de raad bestond geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in de gegeven omstandigheden op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.
Het betoog faalt.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Delauw
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2017
812.
Bijlage
* Bij rechtsoverwegingen 5.3, 6.2, 8.1 en 9.2
Planregels
Begrippen
1.37 evenement categorie 1:
evenement met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties zoals tentoonstellingen, thematische beurzen, thematische markten en kleinschalige sportmanifestaties.
1.38 evenement categorie 2:
evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met kleinschalig karakter zoals sportmanifestaties en voorstellingen.
Bestemming "Sport"
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. ijsbaan;
2. kleinschalige sport- en spelactiviteiten;
3. evenementen tot en met categorie 2;
4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten ten dienste van deze voorzieningen;
5. bij de bestemming behorende "bouwwerken geen gebouw zijnde" groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Binnen de bestemming "Sport" gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 9.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 10 gelden voor evenementen de volgende regels:
1. het maximale aantal dagen per jaar voor categorie 1 bedraagt 12 dagen;
2. het maximale aantal dagen per jaar voor categorie 2 bedraagt 12 dagen;
3. het maximale aantal bezoekers dat gelijktijdig aanwezig mag zijn, bedraagt 1500 personen;
4. het totale aantal bezoekers per dag bedraagt maximaal 2500 personen;
5. de dagen benodigd voor op- en afbouwen worden niet meegerekend.
Algemene bouwregels
Voor het bouwen op de gronden van de in de daartoe aangegeven bestemmingen gelden de volgen de regels naast de in de bestemming genoemde specifieke bouwregels.
9.1 Bouwregels
Binnen de bestemming "Sport" mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
9.1.1 Gebouwen
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.