ECLI:NL:RVS:2017:988

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
201600170/4/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • J. Hoekstra
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging Steeg 3 te Norg en de rechtsgeldigheid van de kaprichting

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 april 2017 uitspraak gedaan over de wijziging van het bestemmingsplan 'Steeg 3 te Norg'. De zaak betreft een beroep van de vereniging Kerspel Norg en enkele andere appellanten tegen besluiten van de raad van de gemeente Noordenveld. De appellanten stelden dat het bestemmingsplan in strijd was met de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen bepalingen bevatte over de kaprichting van de woning en de goothoogtes niet in overeenstemming waren met de cultuurhistorische waarden van het gebied.

De Afdeling oordeelde dat de raad ten onrechte geen ruimtelijke afweging had gemaakt over de kaprichting en dat het besluit van 4 november 2015 vernietigd moest worden. De raad werd opgedragen om binnen 16 weken de gebreken te herstellen. In een later besluit van 23 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd, maar de appellanten waren van mening dat dit besluit ook niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de beroepen van Kerspel Norg en de andere appellanten tegen het besluit van 23 november 2016 ongegrond waren, omdat zij geen zienswijze naar voren hadden gebracht.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij bestemmingsplannen en de noodzaak om cultuurhistorische waarden in acht te nemen. De Raad van State heeft de proceskosten van de appellanten toegewezen en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

201600170/4/R3.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de vereniging Kerspel Norg, gevestigd te Norg, gemeente Noordenveld,
2.    [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Norg, gemeente Noordenveld,
3.    [appellante sub 3], wonend te Norg, gemeente Noordenveld,
4.    [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 4]) en anderen, allen wonend te Norg, gemeente Noordenveld,
en
de raad van de gemeente Noordenveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 31 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2363 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 4 november 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 23 november 2016 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Steeg 3 te Norg" gewijzigd vastgesteld.
Kerspel Norg en [appellante sub 3] hebben een zienswijze naar voren gebracht naar aanleiding van dit besluit.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 4 november 2015
1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van de betogen van Kerspel Norg, [appellante sub 3], [appellant sub 2] en [appellant sub 4] onder 10.3.1 overwogen dat het plan binnen de bestemming "Wonen" geen bepaling bevat over de kaprichting van de woning. De Afdeling heeft verder overwogen dat de raad geen ruimtelijke afweging heeft gemaakt of door een andere positionering van de kap dan opgenomen in de cultuurhistorische analyse een inbreuk zou kunnen ontstaan op het cultuurhistorisch karakter van het gebied. Nu de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dit aspect niet in de ruimtelijke afweging kan worden betrokken, heeft de Afdeling geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.
Onder 10.3.2 heeft de Afdeling verder naar aanleiding van het betoog van [appellante sub 3] overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij de in de cultuurhistorische analyse genoemde goothoogtes niet in het plan heeft overgenomen en heeft de Afdeling geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is genomen.
2.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, zijn de beroepen van Kerspel Norg, [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] tegen het besluit van 4 november 2015 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd voor zover het betreft:
- het plandeel met de bestemming "Wonen", voor zover daarin niet is voorzien in een bepaling over de kaprichting van het hoofdgebouw;
- artikel 4, lid 4.2.2, onder f, van de planregels.
3.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak voornoemde gebreken te herstellen, door:
- met inachtneming van overweging 10.3.1 alsnog een ruimtelijke afweging te maken over de noodzaak van een bepaling over de kaprichting met het oog op de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden en, indien daartoe aanleiding is, een andere planregeling vast te stellen;
- met inachtneming van overweging 10.3.2 nader te motiveren waarom de in artikel 4, lid 4.2.2, van de planregels, gekozen goothoogtes geen aantasting opleveren van de cultuurhistorische waarden ter plaatse, dan wel zo nodig een andere planregeling vast te stellen.
Het besluit van 23 november 2016
4.    Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 23 november 2016 artikel 4, lid 4.2.2, onder f, van de planregels gewijzigd, alsmede artikel 4, lid 4.2.2, onder j, aan de planregels toegevoegd.
Artikel 4, lid 4.2.2, onder f, van de planregels luidt als volgt: "De goothoogte bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de goothoogte voor niet meer dan 50% van de lengte van de gevel ten hoogste 4 m mag bedragen."
Lid 4.2.2, onder j, luidt als volgt: "De nokrichting van het gebouw dient evenwijdig aan de weg te lopen."
5.    Het besluit van 23 november 2016 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
Geen zienswijze
6.    [appellant sub 2] en [appellant sub 4] hebben naar aanleiding van het besluit van 23 november 2016 geen zienswijze naar voren gebracht. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen dit besluit. Hun van rechtswege ontstane beroepen tegen het besluit van 23 november 2016 zijn daarom ongegrond.
Kaprichting en de bewoordingen "de weg"
7.    [appellante sub 3] heeft in haar zienswijze naar voren gebracht dat artikel 4, lid 4.2.2., onder j, van de planregels leidt tot rechtsonzekerheid. Volgens haar is onduidelijk welke weg in deze bepaling wordt verstaan onder de bewoordingen "de weg". Zij vreest dat de kap van het hoofdgebouw haaks op de Steeg komt te liggen, omdat "de weg" volgens haar ook kan zien op de nabijgelegen Esweg.
7.1.    De Afdeling heeft onder 10.3 in de tussenuitspraak overwogen dat in de cultuurhistorische analyse is vermeld dat ervoor is gekozen de kaprichting parallel aan de weg, iets afwijkend van de woning aan de Steeg 1-3, te plaatsen, waarmee volgens de cultuurhistorische analyse ruimtelijk wordt aangesloten op de informele posities van de rooilijnen en de entrees aan de Steeg. Verder stelt de Afdeling vast dat de Steeg de dichtstbij de voorziene woning gelegen openbare weg is. Gelet op voornoemde omstandigheden brengt een redelijke uitleg van artikel 4, lid 4.2.2, onder j, van de planregels mee dat onder de bewoordingen "de weg" de Steeg wordt verstaan. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 4, lid 4.2.2, onder j, vanwege de bewoordingen "de weg" leidt tot rechtsonzekerheid. Het betoog faalt.
Nieuw aangedragen beroepsgronden
8.    Kerspel Norg voert aan dat het gewijzigde plan ten onrechte geen verplichting bevat om de voorziene woning te voorzien van een rieten dakconstructie.
[appellante sub 3] betoogt dat de raad gezien de aanwezige cultuurhistorische waarden in de omgeving ten onrechte geen lagere maximale toegestane bouwhoogte voor de voorziene woning heeft vastgesteld.
8.1.    De Afdeling overweegt dat Kerspel Norg en [appellante sub 3] deze beroepsgronden niet eerder naar voren hebben gebracht. Met deze beroepsgronden hebben Kerspel Norg en [appellante sub 3] hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat de beroepsgronden over de rieten dakconstructie en de bouwhoogte niet inhoudelijk zullen worden besproken.
Conclusie
9.    Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellante sub 3] en Kerspel Norg tegen het besluit van 23 november 2016 ongegrond.
Proceskosten
10.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van Kerspel Norg, [appellant sub 2] en [appellante sub 3] te worden veroordeeld.
Daarbij wordt voor de vergoeding van het door [appellante sub 3] overgelegde deskundigenrapport van het Gelders Genootschap van 17 februari 2016 een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur gehanteerd.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is wat betreft [appellant sub 4] niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordenveld van 4 november 2015 gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Noordenveld van 4 november 2015 voor zover het betreft:
- het plandeel met de bestemming "Wonen", voor zover daarin niet is voorzien in een bepaling over de kaprichting van het hoofdgebouw;
- artikel 4, lid 4.2.2, onder f, van de planregels;
III.    verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordenveld van 23 november 2016 ongegrond;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Noordenveld tot vergoeding van bij:
- de vereniging Kerspel Norg in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 59,80 (zegge: negenenvijftig euro en tachtig cent);
- [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- [appellante sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.171,51 (zegge: tweeduizend honderdeenenzeventig euro en eenenvijftig cent), waarvan € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Noordenveld aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor de vereniging Kerspel Norg, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellante sub 3] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] en anderen, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Parkins-de Vin    w.g. Kuipers
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
271-817.