ECLI:NL:RVS:2017:995

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
201601434/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeldigverklaring kentekenbewijs en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW). De appellant had in 2008 een Land Rover aangeschaft en deze op zijn naam gesteld. In januari 2014 heeft hij het voertuig ter keuring aangeboden bij de RDW in verband met een wijziging in de constructie. Tijdens deze keuring ontstonden er twijfels over de identiteit van het voertuig, wat leidde tot een onderzoek door de politie. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft de RDW op 5 maart 2014 het kentekenbewijs ongeldig verklaard en de tenaamstelling vervallen verklaard.

Na een bezwaarprocedure heeft de RDW op 26 januari 2016 het bezwaar van de appellant alsnog gegrond verklaard en het eerdere besluit herroepen. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld. De RDW heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 20 januari 2017. De Afdeling heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de appellant geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat het door hem gewenste resultaat met het besluit van 26 januari 2016 al was bereikt. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat de RDW de appellant moet vergoeden voor de proceskosten die hij heeft gemaakt in verband met het beroep, tot een bedrag van € 990,00, en dat het door de appellant betaalde griffierecht van € 168,00 moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2017.

Uitspraak

201601434/1/A1.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2014 heeft de RDW het kentekenbewijs voor het kenteken […] ongeldig verklaard en de tenaamstelling vervallen verklaard.
Bij besluit van 26 januari 2016 heeft de RDW, opnieuw beslissend op het door [appellant] tegen het besluit van 5 maart 2014 gemaakte bezwaar, dit bezwaar alsnog gegrond verklaard, het besluit van 5 maart 2014 herroepen en meegedeeld dat de aanvraag voor de goedkeuring van een wijziging in de constructie in een voertuig zal worden vervolgd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.J.G. Dudink, advocaat te Beverwijk, en [gemachtigde], en de RDW, vertegenwoordigd door C.B.J. Maenhout, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    In het geding tussen [appellant] en de RDW heeft de Afdeling op 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3135, uitspraak gedaan. De onderhavige procedure is hierop een vervolg. Bij de uitspraak van 7 oktober 2015 heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 november 2014 vernietigd, voor zover daarbij het besluit van 5 maart 2014 is herroepen, deze uitspraak voor het overige bevestigd en bepaald dat tegen het door de RDW nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
2.    [appellant] heeft op 14 juli 2008 een Land Rover met het kenteken […] aangeschaft en op zijn naam gesteld. Hij heeft dit voertuig op 8 januari 2014 ter keuring aangeboden bij de RDW in verband met de uitbouw van een gastank. Bij deze keuring is bij de RDW twijfel ontstaan over de identiteit van het voertuig in verband met een doorgehaald motornummer. Daarnaast zijn twijfels ontstaan over de originaliteit van het ingeslagen VIN. Gelet hierop is op verzoek van de RDW een onderzoek ingesteld door het Permanent Auto Team van de politie Oost-Nederland. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft de RDW bij besluit van 5 maart 2014 het kentekenbewijs voor het kenteken […] ongeldig verklaard en de tenaamstelling vervallen verklaard.
Bij besluit van 12 december 2014 heeft de RDW naar aanleiding van een aanvraag van [appellant] aan hem een kentekenbewijs voor de Land Rover afgegeven waarin onder brandstofsoort benzine (B) is opgenomen.
Bij besluit van 26 januari 2016 heeft de RDW het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 5 maart 2014 alsnog gegrond verklaard, hetgeen volgens de RDW betekent dat het besluit van 5 maart 2014 komt te vervallen en de RDW de aanvraag van [appellant] voor de goedkeuring van een wijziging in de constructie van een voertuig, te weten de uitbouw van de gastank, moet vervolgen. De RDW heeft zich in het besluit van 26 januari 2016 tevens op het standpunt gesteld dat het besluit van 12 december 2014 achteraf gezien, door de uitspraak van de Afdeling, ten onrechte is genomen. De RDW heeft in het besluit van 26 januari 2016 te kennen gegeven dat hij zo spoedig mogelijk het kentekenbewijs af zal geven waarvan de inhoud in overeenstemming is met het kentekenbewijs dat [appellant] voorafgaand aan het besluit van 5 maart 2014 had. Verder stelt de RDW zich in het besluit van 26 januari 2016 op het standpunt dat hij in de uitspraak van de Afdeling ruimte ziet om in het kader van de aanvraag van [appellant] om de wijziging in de constructie van het voertuig goed te keuren alsnog een zorgvuldig onderzoek te laten verrichten naar zijn voertuig teneinde het VIN vast te stellen.
3.    Ter zitting heeft de RDW toegelicht dat voor zover in het besluit van 26 januari 2016 is vermeld dat het besluit van 5 maart 2014 is komen te vervallen is bedoeld dat de RDW dit besluit herroept overeenkomstig artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.    [appellant] heeft geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het door hem tegen het besluit van 26 januari 2016 ingestelde beroep. Het door hem gewenste resultaat, te weten de herroeping van het besluit van 5 maart 2014, is met het besluit van 26 januari 2016 bereikt. Voor zover in het besluit van 26 januari 2016 is meegedeeld dat de RDW de aanvraag van [appellant] voor de goedkeuring van een wijziging in de constructie van het voertuig zal vervolgen, wijst de Afdeling er op dat met het besluit van 12 december 2014 reeds op deze aanvraag is beslist. De RDW heeft ter zitting toegezegd het besluit van 12 december 2014 niet te zullen intrekken.
Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang kan worden aangenomen bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep van [appellant], moet worden geoordeeld dat het belang bij beoordeling daarvan is komen te vervallen en zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
6.       Als gevolg van de onduidelijkheden in het besluit van 26 januari 2016 die eerst ter zitting met de door de RDW gegeven toelichting zijn weggenomen, heeft [appellant] proceskosten moeten maken in verband met het ingestelde beroep. De Afdeling ziet daarom aanleiding de RDW op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II.    veroordeelt de directie van de Rijksdienst voor het wegverkeer tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat de directie van de Rijksdienst voor het wegverkeer aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Kos
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
580.