ECLI:NL:RVS:2018:1047

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
201706692/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gaanderen - 2017 en herstel groenstrook

Op 28 maart 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Gaanderen, en de raad van de gemeente Doetinchem. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Gaanderen - 2017', dat op 6 juli 2017 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat er een verplichting tot herstel van een groenstrook had moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Deze groenstrook, die tussen zijn perceel en een bedrijventerrein is aangelegd, is door bedrijven op het bedrijventerrein verwijderd en wordt nu voor illegale activiteiten gebruikt.

De Afdeling heeft de zaak op 15 februari 2018 ter zitting behandeld, waarbij de appellant en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketel, aanwezig waren. De appellant betoogde dat de raad ten onrechte geen verplichting tot herstel van de groenstrook in het bestemmingsplan heeft opgenomen, ondanks eerdere toezeggingen van het gemeentebestuur. De raad erkende dat de groenstrook zonder toestemming is verwijderd, maar stelde dat herstel niet civielrechtelijk kan worden afgedwongen omdat het kettingbeding dat dit regelde, per abuis is vervallen.

De Afdeling oordeelde dat het bestemmingsplan geen verplichting kan opleggen aan grondgebruikers om te voldoen aan wat in het plan is geregeld. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beleidsruimte van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak om belangen zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

201706692/1/R1.
Datum uitspraak: 28 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
en
de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Gaanderen - 2017" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2018, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] woont op het perceel [locatie] te Gaanderen dat aan drie zijden aan een bedrijventerrein grenst. De gemeente heeft bij de realisering van het bedrijventerrein tussen zijn perceel en het bedrijventerrein een groenstrook aangelegd. Deze groenstrook is echter verwijderd door bedrijven op het bedrijventerrein. Volgens [appellant] wordt de strook nu voor illegale en vervuilende activiteiten gebruikt. Volgens hem had in het plan daarom een verplichting tot herstel van de groenstrook moeten worden opgenomen.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Inhoudelijk
3.    [appellant] betoogt dat ten onrechte in het plan geen verplichting tot herstel van de groenstrook is opgenomen, terwijl bij het mogelijk maken van het bedrijventerrein van de zijde van het gemeentebestuur is toegezegd dat tussen zijn perceel en het bedrijventerrein een groenstrook zou worden aangelegd. Hij wijst er in dit verband op dat de gemeente bij de verkoop van de gronden van het bedrijventerrein in de koopovereenkomsten een kettingbeding heeft opgenomen. In dat kettingbeding staat dat de gemeente een groenstrook aanlegt en dat het onderhoud van de groenstrook voor rekening van de koper komt.
3.1.    De raad erkent dat de groenstrook vrij kort na de aanplant zonder toestemming of medeweten van de gemeente is verwijderd. Volgens de raad kan herstel van de groenstrook niet meer civielrechtelijk worden afgedwongen, omdat de gemeente het kettingbeding per abuis heeft laten vervallen. Herstel van de groenstreek kan volgens de raad ook niet via het bestemmingsplan worden afgedwongen.
3.2.    Aan het bedrijventerrein is de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend. Voorts is aan een strook grond op het bedrijventerrein de functieaanduiding "groen" toegekend.
Artikel 6, lid 6.1, van de planregels luidt: "De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven met dien verstande dat: (…)
j. groen- en nutsvoorzieningen, waarbij beplanting in ieder geval ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding 'groen' is toegelaten;
(…)"
3.3.    Onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Gaanderen" uit 2007 was aan de desbetreffende strook grond de functieaanduiding "beplantingsstrook" toegekend.
In artikel 11 van de voorschriften van dat plan was bepaald dat binnen de bestemming "Bedrijven" beplantingen in ieder geval ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding "beplantingsstrook" waren toegestaan.
3.4.    De Afdeling overweegt dat niet in geschil is dat de gemeente het kettingbeding ten aanzien van de groenstrook per abuis heeft laten vervallen met nadelige gevolgen voor [appellant]. In deze procedure kan echter alleen aan de orde komen of de raad in het plan een verplichting tot herstel van de groenstrook kon opnemen. Dat is niet het geval, omdat een bestemmingsplan grondgebruikers niet kan verplichten tot het zonder meer uitvoeren van wat in het bestemmingsplan is geregeld.
Het betoog faalt.
4.    Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Van den Broek    w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2018
703.