201709037/2/R3.
Datum uitspraak: 30 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de vereniging Het Waterambacht Leiden (hierna: Het Waterambacht), gevestigd te Leiden,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Leiden,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Leiden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Het Waterambacht en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Het Waterambacht en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 13 maart 2018, waar Het Waterambacht, vertegenwoordigd door mr. J.J. Turenhout, advocaat te Alphen aan den Rijn, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.W. Landman, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.A. Onderwater-Sacharias, mr. A. Kooij en J.D. Visser, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. H. Besselink, advocaat te Den Haag, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de binnenstad van Leiden.
Het verzoek van [verzoeker sub 2]
3. Het verzoek van [verzoeker sub 2] heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Gemengd -1", voor zover dat is toegekend aan de gronden gelegen voor het perceel Hooglandsekerk Choorsteeg 13 waar het café de Bonte Koe, waarvan [partij] de exploitant is, is gevestigd. [verzoeker sub 2] voert aan dat het plan de serre die voor de ingang van het café is geplaatst legaliseert. Hij kan zich hiermee niet verenigen, omdat de plaatsing van deze serre volgens hem leidt tot onaanvaardbare geluidoverlast in de woning aan de [locatie] (hierna: de woning).
Spoedeisend belang
4. De raad heeft ter zitting onder meer betoogd dat [verzoeker sub 2] geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De raad wijst erop dat [verzoeker sub 2] al jaren niet meer woont in de woning en ook niet voornemens is om terug te verhuizen.
4.1. Vast staat dat [verzoeker sub 2] geen eigenaar of huurder meer is van de woning. Verder is namens [verzoeker sub 2] ter zitting verklaard dat hij ter plaatse al jaren lang niet meer woont en dat hij ook nooit zal terugkeren naar de woning. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen onverwijlde spoed aanwezig is die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Conclusie
5. Het verzoek van [verzoeker sub 2] wordt afgewezen.
Het verzoek van Het Waterambacht
6. Het verzoek van Het Waterambacht heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" nabij de bestaande horecaonderneming Annie’s ter hoogte van de Hoogstraat 1a te Leiden. Het Waterambacht betoogt onder andere dat de oprichting van het terras leidt tot een ernstige belemmering van de doorvaarbaarheid van de Leidse binnenwateren in de nabijheid van dat terras. Het Waterambacht wijst op de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:307, waarin de Afdeling de omgevingsvergunning voor het oprichten van het terras heeft vernietigd. 6.1. De raad stelt dat de gevolgen van het voorziene terras voor de doorvaarbaarheid van de Leidse binnenwateren voldoende in kaart zijn gebracht en verwijst in dat kader naar de rapportages van Goudappel Coffeng van 4 augustus 2014, 13 juni 2016 en 17 augustus 2017 en een advies van de waterpolitie over deze rapportages. De raad heeft daarbij gesteld dat het rapport van Goudappel Coffeng van 17 augustus 2017 en het advies van de waterpolitie niet worden genoemd in de uitspraak van 31 januari 2018 en heeft daarom geen reden te twijfelen aan de doorvaarbaarheid van het water na de oprichting van het terras.
6.2. Onder punt 20.a van de nota van zienswijzen, waarmee de raad in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan heeft ingestemd, wordt aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders met het afgeven van de omgevingsvergunning voor het oprichten van het terras, van mening is dat het terras aanvaardbaar is en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft ter zitting ook nog eens bevestigd dat hij dit standpunt heeft overgenomen. De Afdeling heeft met betrekking tot het hoger beroep van onder meer Het Waterambacht tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 december 2016 over de omgevingsvergunning voor het oprichten van het terras, onder overweging 4.3 van de uitspraak van 31 januari 2018 het volgende overwogen: "Naar het oordeel van de Afdeling ligt het op de weg van het college van burgemeester en wethouders van Leiden om een onafhankelijk deskundige opdracht te geven om de gevolgen van het in het bouwplan voorziene terras voor de doorvaarbaarheid van de Leidse binnenwateren te beoordelen. Deze deskundige dient, met inachtneming van de drukte op de Leidse binnenwateren in het pleziervaartseizoen, de gevolgen in kaart te brengen van het in het bouwplan voorziene terras voor de doorvaarbaarheid van de Leidse grachten, met name bij de splitsing van de Rijn in de Oude en Nieuwe Rijn en nabij de Catharinabrug, de Visbrug, en de Sint Jansbrug, met rondvaartboten, sleepboten en dekschuiten. Zonder een dergelijk onderzoek kan, gelet op de lijnrecht tegenover elkaar staande conclusies van Goudappel Coffeng en Anteagroup en het lopende onderzoek naar de drukte op de Leidse binnenwateren, niet gesproken worden van een zorgvuldig genomen besluit als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb."
Verder heeft de raad ter zitting aangegeven dat het door de Afdeling bedoelde onderzoek naar de doorvaarbaarheid van de Leidse binnenwateren nog niet is aangevangen en dat na de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018 aan een onafhankelijke deskundige geen opdracht is gegeven om de gevolgen in kaart te brengen van het in het bouwplan voorziene terras voor de doorvaarbaarheid van de Leidse grachten.
Gelet hierop en hetgeen onder overweging 4.3 van de uitspraak van 31 januari 2018 is overwogen, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de raad niet draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom het voorziene terras in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Voor zover de raad wijst op de genoemde rapportages van Goudappel Coffeng en het advies van de waterpolitie, overweegt de voorzieningenrechter dat deze rapportages en dat advies onderdeel uitmaken van het dossier van de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 31 januari 2018. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat de Afdeling deze stukken niet bij haar oordeelsvorming heeft betrokken. De omstandigheid dat het rapport van Goudappel Coffeng van 17 augustus 2017 en het advies van de waterpolitie niet worden genoemd in de uitspraak van 31 januari 2018, doet hier niet aan af.
Conclusie
7. Op grond van het voorgaande bestaat twijfel of het plan op dit punt in de bodemprocedure stand zal houden. Om geen onomkeerbare situatie te laten ontstaan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7.1. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van Het Waterambacht te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Leiden tot vaststelling van het bestemmingsplan "Binnenstad" van 28 september 2017, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" nabij de bestaande horecaonderneming Annie's ter hoogte van de Hoogstraat 1a te Leiden;
II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 2] af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Leiden tot vergoeding van bij de vereniging Het Waterambacht Leiden in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Leiden de vereniging Het Waterambacht Leiden het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Lap
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2018
288-817.