201801444/1/A1 en 201801444/2/A1.
Datum uitspraak: 6 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Hengelo, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2018 heeft het college een plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van verzamelcontainers in Hengelo.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. [appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 maart 2018, waar het college, vertegenwoordigd door B. Leferink, H. Fikken en A. Doornbosch, is verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Het college heeft een plaatsingsplan opgesteld voor onder meer verzamelcontainers voor restafval in de gemeente Hengelo. De verzamelcontainer voor restafval met nummer 8502 wordt in de buurt van de kruising Bornsedijk en Loevestein geplaatst, nabij de woning van [appellant]. Hij is het hier niet mee eens, met name omdat hij vreest voor een verslechtering van de verkeersveiligheid.
3. [appellant] betoogt dat het college niet heeft onderkend dat de in het plaatsingsplan vastgestelde locatie voor de verzamelcontainer niet verkeersveilig is. Hij voert daartoe aan dat de gemeente Hengelo de Bornsedijk als een belangrijke fietsroute heeft aangemerkt, waardoor op die weg veel fietsverkeer is. Door plaatsing van de verzamelcontainer zullen wijkbewoners met de auto de Bornsedijk op rijden en daar parkeren, hetgeen zal leiden tot onoverzichtelijke situaties. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat niet overal aan de eis van een gemiddelde afstand tot een verzamelcontainer van 250 m wordt voldaan en de verzamelcontainer daarom zal moeten worden verplaatst.
3.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake zal zijn van een verslechtering van de verkeersveiligheid. De vastgestelde locatie is goedgekeurd door een verkeersdeskundige. Het college heeft ter zitting uiteengezet dat de verzamelcontainer niet op of direct naast de kruising geplaatst zal worden, maar enkele meters daarvandaan. Als wijkbewoners met de auto hun restafval wegbrengen, hoeven zij dan ook niet op de kruising te stoppen. De auto kan geparkeerd worden op grastegels naast de weg, waar het verkeer niet gehinderd zal worden en het zicht op de kruising niet wordt beperkt.
3.2. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan hetgeen door het college uiteen is gezet, te twijfelen. In de door [appellant] overgelegde foto’s ziet de voorzieningenrechter geen reden voor het oordeel dat door het kortdurend parkeren van auto’s nabij de verzamelcontainer een onoverzichtelijke situatie zal ontstaan. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de verzamelcontainer verder van de kruising af zal komen te staan dan door [appellant] op de door hem overgelegde foto’s is gemarkeerd. Aangezien geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de aangewezen locatie verkeersonveilig is, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de door hem in dat kader voorgestelde alternatieve locaties geschikter zijn. Verder heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de verzamelcontainer met nummer 8502 ten behoeve van een goede spreiding van containers in de omliggende wijkdelen zou moeten worden verplaatst. De voorzieningenrechter merkt daarbij ten aanzien van het nog niet ontwikkelde wijkdeel Kamers op dat, als een nieuw gebied wordt ontwikkeld, de opstelling van een nieuw plaatsingsplan voor dat wijkdeel voor de hand ligt.
Het betoog faalt.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2018
190-811.