ECLI:NL:RVS:2018:1168

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
201802898/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 april 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2018 was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 9 maart 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn voorgenomen uitzetting op 7 april 2018 te voorkomen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van de ingediende grieven nog niet waren ontvangen en dat de termijn voor hoger beroep nog niet was verstreken. Daarom besloot de voorzieningenrechter om de voorgenomen uitzetting bij wijze van voorlopige voorziening achterwege te laten. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in afwachting van de uitkomst van hun hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij de vreemdeling tijdelijk werd beschermd tegen uitzetting totdat de zaak verder kon worden behandeld.

Uitspraak

201802898/2/V1.
Datum uitspraak: 6 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 maart 2018 in zaak nr. NL18.2768 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 9 maart 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen uitzetting op 7 april 2018 om 21:00 uur achterwege blijft. Nu de voor de beoordeling van de ingediende grieven noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op de omstandigheid dat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, aanleiding om bij wijze van ordemaatregel de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Nadat de stukken zijn ontvangen en vorenbedoelde termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter beoordelen of daarin grond is gelegen ambtshalve tot wijziging van de getroffen voorlopige voorziening over te gaan.
2.    De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen uitzetting op 7 april 2018 achterwege blijft;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. De Keizer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2018
716.