201802150/2/A1.
Datum uitspraak: 4 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 8 februari 2018 in zaken nrs. 18/219 en 18/220 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Openbare zitting gehouden op 4 april 2018 om 11:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter
griffier: mr. L.M. Melenhorst
Verschenen:
Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. B. Wernink, advocaat te Haarlem;
Het college, vertegenwoordigd door R. de Vries en R. Admiraal, bijgestaan door mr. L. van der Meulen, advocaat te Den Haag;
Stichting Haarlemsbouwplannen.nl, vertegenwoordigd door mr. B. Wernink, advocaat te Haarlem;
De gemeente Haarlem, vertegenwoordigd door R. de Vries en R. Admiraal, bijgestaan door mr. L. van der Meulen, advocaat te Den Haag;
Het college heeft bij besluit van 11 juli 2017 aan de gemeente Haarlem omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een rijweg in verband met de herinrichting van de Dreef te Haarlem. Bij besluit van 13 december 2017 heeft het college het daartegen door Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 11 juli 2017 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 8 februari 2018 van de voorzieningenrechter van de rechtbank, waarbij het beroep van Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen ongegrond is verklaard en haar verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen heeft de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 13 december 2017 te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Gronden De gronden die de Stichting tegen de uitspraak van de rechtbank heeft aangevoerd komen er in de kern op neer dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het asfalteren van de Dreef in Haarlem in strijd is met de bestemming "Waarde - beschermd stadsgezicht" als omschreven in artikel 18 van de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Frederikspark", zodat tevens een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht had moeten worden aangevraagd. De voorzieningenrechter is er echter, mede gelet op de redengevende omschrijving van het beschermd stadsgezicht waarin aan de bestrating van de Dreef geen aandacht is besteed, niet van overtuigd dat de Afdeling dit standpunt van Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen in de bodemprocedure zal delen. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat het hoger beroepschrift en het verzoek om voorlopige voorziening relatief laat zijn ingediend, nu reeds ter zitting bij de voorzieningenrechter van de rechtbank op 8 februari 2018 door het college is aangekondigd dat uiterlijk twee weken na 12 februari 2018 de asfaltering zou plaatsvinden. De werkzaamheden bevinden zich thans in een vergevorderd stadium. De voorzieningenrechter acht tevens van belang dat het voltooien van de asfaltering van de Dreef niet leidt tot een onomkeerbare situatie. w.g. Slump w.g. Melenhorst
voorzieningenrechter griffier
490.