201609321/1/A1.
Datum uitspraak: 11 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2016 in zaak nr. 16/1988 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2015, voor zover thans van belang, heeft het college een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen een illegale aanbouw op het perceel aan de [locatie 1] te Leersum (hierna: het perceel) toegewezen.
Bij besluit van 6 april 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 26 november 2015 herroepen en en het verzoek om handhavend op te treden alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 28 november 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2017, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.T.E. Kemperman, is verschenen
Overwegingen
1. Het handhavingsverzoek van [appellant] is gericht op een dakoverstek en een paalconstructie ter ondersteuning van een balkon gebouwd aan de woning van zijn buren op het perceel.
In het besluit van 6 april 2016 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat deze aanpassingen aan het dak en het balkon zijn gerealiseerd op basis van een op 19 augustus 1986 verleende bouwvergunning. Beide bouwsels zijn duidelijk aangegeven op de bij de aanvraag voor die vergunning aangeleverde bouwtekeningen en uit de bewoordingen in de aanvraag blijkt ook dat sprake is van werkzaamheden aan het dak. Er is derhalve geen sprake van een overtreding, zodat niet handhavend opgetreden kan worden.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank in haar oordeel ten onrechte het standpunt van het college is gevolgd. Daartoe stelt hij dat voormelde bouwsels niet zijn vergund bij het besluit van 19 augustus 1986, maar reeds in 1981 zonder bouwvergunning zijn gerealiseerd en nimmer zijn gelegaliseerd. De enkele omstandigheid dat de aanpassing aan het dak en de balkonconstructie zijn ingetekend op de bouwtekeningen bij de aanvraag die heeft geleid tot het besluit van 19 augustus 1986 is onvoldoende om aan te nemen dat ze ook onderdeel uitmaakten van die aanvraag en het besluit, zo stelt hij. De bouwvergunning van 19 augustus 1986 had slechts betrekking op de aanbouw van een serre. Ter ondersteuning heeft hij een aantal foto's overgelegd die de situatie in 1981 zouden weergeven, alsmede een verklaring van de bewoner van de [locatie 2].
Voorts heeft [appellant] gesteld dat, indien de overwegingen van de rechtbank worden gevolgd, op basis van de bouwvergunning van 19 augustus 1986 ook een in 1981 op het perceel illegaal aangebouwde keuken gelegaliseerd zou kunnen worden. Een dergelijke legalisering van de keuken is door de rechtbank Midden-Nederland echter afgewezen in een tussenuitspraak van 6 september 2016 in zaak nr. 15/4204-T.
3. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat afdoende duidelijk is geworden dat de balkonconstructie en de aanpassing aan het dak bij besluit van 19 augustus 1986 zijn vergund en dat het college zich derhalve terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen grond bestaat om daartegen handhavend op te treden. Uit de aanvraag voor die vergunning blijkt dat deze onder meer ziet op een aanpassing van de dakconstructie. Deze is op de bijgeleverde bouwtekeningen ingetekend, evenals de paalconstructie die ter ondersteuning van het balkon zou worden aangebracht. Ter zitting heeft het college aan de hand van deze bouwtekeningen en de huidige situatie verder verduidelijkt welke aanpassingen onder de bouwvergunning van 19 augustus 1986 aan de woning zijn aangebracht.
De enkele stelling van [appellant] dat deze bouwvergunning slechts zag op de aanbouw van een serre is niet verder onderbouwd. De door [appellant] overgelegde foto's en de verklaring van een buurtbewoner geven voorts geen aanleiding voor een ander oordeel, nu daaruit niet kan worden afgeleid dat de dak- en balkonconstructie niet bij besluit van 19 augustus 1986 zijn vergund. De verwijzing naar voormelde tussenuitspraak, ten slotte, baat [appellant] evenmin, reeds omdat deze niet ziet op de voorliggende aanpassingen aan het dak en balkon.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Drop w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2018
574.