ECLI:NL:RVS:2018:1252

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
201802697/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 16 april 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend. De vreemdelingen, die asiel aanvragen, hadden eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2018 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 23 maart 2018 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zal worden vernietigd. Ondanks de aankondiging dat de vreemdelingen op korte termijn zullen worden overgedragen, heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek is dan ook ongegrond verklaard en afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 april 2018.

Uitspraak

201802697/2/V3.
Datum uitspraak: 16 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2018 in zaken nrs. NL18.3386 en NL18.3388 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 15 februari 2018 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 23 maart 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
Er is thans geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd. Hoewel aan de vreemdelingen is aangekondigd dat zij op zeer korte termijn zullen worden overgedragen, ziet de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
2.    Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018
638-872.