ECLI:NL:RVS:2018:13
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 december 2016 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde op 20 juni 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Afdeling heeft de zaak op 19 oktober 2017 behandeld. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C.T.W. van Dijk, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen en mr. I.J.A. Klep. In het hoger beroep heeft de vreemdeling onder andere geklaagd over de overweging van de rechtbank dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er in Libië, en specifiek in Benghazi, geen uitzonderlijke situatie is die bescherming biedt onder artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 4 januari 2018 geoordeeld dat de grieven van de vreemdeling niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De aangevoerde argumenten waren niet van zodanige aard dat zij vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.