201800633/2/A1.
Datum uitspraak: 26 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen (hierna: [verzoeker] en anderen),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 december 2017 in zaak nrs. 17/433, 17/424 en 17/417 in het geding tussen:
Freeheart B.V. en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop.
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2016 heeft het college [verzoeker] een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het gebruik van de in de beeldentuin van buitenplaats "De Blauwe Meije" aan te leggen terrassen voor kleinschalige horeca-activiteiten, waarbij het maximum aantal gelijktijdig aanwezige personen 18 voor het terras van 28 m² en 14 voor het terras van 21 m² mag bedragen.
Bij uitspraak van 18 december 2017 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 april 2018, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J.R van Binsbergen, advocaat te Alphen aan de Rijn, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende] en anderen, bijgestaan door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Buitenplaats "De Blauwe Meije" te Zegveld ligt deels in de gemeente Nieuwkoop en deels in de gemeente Woerden. De buitenplaats bestaat onder meer uit een hooimijt en een beeldentuin. De beeldentuin ligt geheel binnen het Natura 2000-gebied "Nieuwkoopse plassen en de Haeck". Vaststaat dat het gebruik van de in de beeldentuin aan te leggen terrassen voor kleinschalige horeca-activiteiten in strijd is met het ten tijde van belang ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop". Op grond van dit bestemmingsplan rust op die gronden de bestemming "Agrarisch gebied met hoge natuurwaarden". Teneinde het gebruik toch mogelijk te maken, heeft het college bij besluit van 30 november 2016 met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan.
3. Aan de bij besluit van 30 november 2016 verleende omgevingsvergunning zijn voorschriften verbonden, onder meer het voorschrift dat de houtsnipperterrassen in de beeldentuin van respectievelijk 21 en 28 m² en de terrassen achter de hooimijt van respectievelijk 40 en 45 m², voor zover gelegen op Nieuwkoops grondgebied, voor horeca-activiteiten uitsluitend benut worden in het tijdvak tussen 12:00 en 19:00 uur.
4. Het verzoek van [verzoeker] en anderen strekt tot schorsing van voormeld voorschrift. Zij beogen een openstelling van de terrassen in het tijdvak tussen 8.00 en 23.00 uur. Onder verwijzing naar het in hun opdracht uitgevoerde geluidsonderzoek van "De Milieuadviseur" stellen zij dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidsbelasting niet worden overschreden bij openstelling van de terrassen in het tijdvak tussen 8.00 en 23.00 uur.
5. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft het college in gevallen waarin voor het vergunde gebruik wordt afgeweken van het bestemmingsplan, de bevoegdheid om voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden die zien op het beoogde gebruik en die een goed woon- en leefklimaat van de omwonenden waarborgen. Naar het oordeel van de rechtbank is een openstelling van de terrassen in het tijdvak tussen 12.00 en 19.00 uur passend voor een goede ruimtelijke ordening ter plaatse.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat het voormeld voorschrift aan de omgevingsvergunning heeft verbonden om een goed woon- en leefklimaat van de omwonenden te waarborgen. Een ruimere openstelling van de terrassen levert volgens het college een onwenselijke akoestische situatie op. De beeldentuin mag op grond van een bij besluit van 24 februari 2015 verleende omgevingsvergunning gedurende de hele week zijn opengesteld tussen 8.00 en 22.00 uur. Bij ondergeschikte, kleinschalige horeca, waarvan op de terrassen sprake is, past dat de openingstijden daarvan beperkter zijn dan die van de hoofdfunctie beeldentuin, aldus het college. Anders dan [verzoeker] en anderen, heeft het college voor wat betreft de openingstelling van de terrassen niet gekeken naar wat op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer mogelijk is, maar naar wat in het kader van een goede ruimtelijke ordening passend is. Voor het verbinden van voormeld voorschrift aan de omgevingsvergunning is bepalend geweest het karakter van de omgeving waarbinnen het project is gelegen, in het bijzonder de ligging in het Natura 2000-gebied "Nieuwkoopse plassen en de Haeck" en het stiltegebied "Nieuwkoop en omstreken", en de belangen van omwonenden. De door [verzoeker] en anderen gemaakte vergelijking met openingstijden van terrassen in de omgeving, in het bijzonder die van "Strand Zomer" en "De Ruygeborg Hoeve", gaat niet op, reeds omdat, zoals het college heeft toegelicht, daar de hoofdfunctie horeca is.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de in hoger beroep bestreden uitspraak geen stand zal houden, althans dat uiteindelijk zal blijken dat het college voormeld voorschrift niet in redelijkheid aan de bij besluit van 30 november 2016 verleende omgevingsvergunning heeft kunnen verbinden.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Sevenster w.g. Graaff-Haasnoot
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2018
531.