ECLI:NL:RVS:2018:148

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201705643/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Oude Stad Noordwest 2016, 2e herziening en de gevolgen voor de woon- en leefomgeving

Op 22 mei 2017 heeft de raad van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan "Oude Stad Noordwest 2016, 2e herziening (Hendrik van Tulderstraat)" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellante, wonend te Tilburg, beroep ingesteld. De appellante vreest dat het plan leidt tot parkeeroverlast en belemmering van zonlicht in haar appartement. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 december 2017 behandeld. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn, ook na de realisatie van de nieuwbouw. De appellante heeft betoogd dat het parkeeronderzoek niet representatief is, maar de Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk.

Daarnaast heeft de appellante betoogd dat het ruimtelijke concept van pleinwand wordt aangetast en dat de bezonningsstudie niet correct is uitgevoerd. De Afdeling concludeert dat de raad de belangen goed heeft afgewogen en dat de aantasting van het woon- en leefklimaat van de appellante niet onevenredig is in verhouding tot de doelen van het bestemmingsplan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad de alternatieven van omwonenden heeft overwogen, maar heeft besloten om het voorgenomen plan door te zetten. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellante ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201705643/1/R6.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Tilburg,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Stad Noordwest 2016, 2e herziening (Hendrik van Tulderstraat)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2017 waar de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Jacobs - Cloudt, is verschenen. Voorts is daar de stichting WonenBreburg, vertegenwoordigd door ing. D.H.E. Sinot, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de bouw van 22 grondgebonden sociale huurwoningen aan de Hendrik van Tulderstraat in Tilburg. [appellante], die woont aan de [locatie], kan zich niet verenigen met het plan. Zij vreest voor parkeeroverlast en belemmering van inval van zonlicht ten gevolge van het plan. Tevens stelt zij dat de raad geen rekening heeft gehouden met een door omwonenden aangedragen alternatief.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Parkeeroverlast
3.    [appellante] betoogt dat het plan zal leiden tot vergroting van de reeds bestaande parkeeroverlast in de omgeving van haar woning. Daartoe voert zij aan dat in en rondom de Hendrik van Tulderstraat ook al wordt geparkeerd door onder meer de bezoekers van de in de directe omgeving van de geplande nieuwbouw gelegen woningen, de Vredeskerk, basisschool de Vijf Hoeven en een gymnastiekgebouw. Zij heeft er voorts op gewezen dat de onofficiële parkeerplaats waar de nieuwbouw is voorzien en waarop op dit moment met name wordt geparkeerd door ouders die hun kinderen van en naar school halen en brengen, zal verdwijnen. Volgens [appellante] is het uitgevoerde parkeeronderzoek niet representatief, omdat daarbij niet is gemeten op de piekmomenten rond het vervoer van en naar de basisschool. Daarbij heeft zij naar voren gebracht dat, gelet op de aanvangs- en sluitingstijden van de school, niet om 08.15u, 15.00u en 23.00u had moeten worden gemeten, maar gedurende een langere periode, vanaf 08.20u en 14.50u, en dat bovendien op verkeerde dagen is gemeten, omdat in ieder geval 7 juli 2016 een vrije dag was voor de school.
4.    Volgens de raad zullen ook na realisering van het plan voldoende parkeerplaatsen in de omgeving beschikbaar zijn. Binnen het plangebied wordt voorzien in de benodigde parkeerplaatsen voor de met het plan voorziene woningen zodat die geen extra druk geven voor de omgeving. Er is ook nadat het plangebied zal zijn ingericht met woningen en andere voorzieningen voldoende parkeercapaciteit in de directe omgeving beschikbaar ook voor ouders die de kinderen komen brengen en halen met de auto naar basisschool De Vijf Hoeven. De raad verwijst in dit verband naar het rapport "Parkeeronderzoek Hendrik van Tulderstraat e.o. - Tilburg" van WonenBreburg van juli 2016.
5.    In het kader van het plan is onderzoek verricht naar de parkeersituatie in het plangebied. De raad heeft op basis van de notitie Parkeernormen Tilburg 2011 berekend dat voor de 22 nieuwbouwwoningen 33 parkeerplaatsen nodig zijn. Daarbij is uitgegaan van een norm van 1,5 parkeerplaats per woning, zijnde de norm voor woningen van 130 tot 160 m² bruto-vloeroppervlak. Binnen het plangebied is voorzien in de aanleg van twee parkeerterreinen, in het zuiden van het plangebied met 22 openbare parkeerplaatsen en aan de Jacob Romansstraat met 11 openbare parkeerplaatsen, zodat het plan op zichzelf in voldoende parkeerplaatsen voor de 22 nieuwbouwwoningen voorziet.
6.    Op de locatie waar de ontwikkeling is voorzien, wordt in de huidige situatie geparkeerd op een onverhard terrein. De raad heeft bij de voorbereiding van het plan onderzoek laten doen om te kunnen vaststellen of de behoefte om te parkeren op dit terrein kan worden opgevangen in de directe woonomgeving op een acceptabele loopafstand. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Parkeeronderzoek Hendrik van Tulderstraat e.o. - Tilburg" van WonenBreburg van juli 2016. Hieruit is gebleken dat ook nadat het plangebied is ingericht en niet meer kan worden gebruikt als parkeerterrein voldoende parkeercapaciteit in de directe omgeving beschikbaar is, te weten 168 tot 239 parkeermogelijkheden binnen een loopafstand van 100 tot 150 meter. Voorts is hieruit gebleken dat voor ouders die de kinderen komen brengen en halen met de auto naar basisschool De Vijf Hoeven rond 08.15 u 21 parkeerplaatsen en rond 15.00 u 20 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor of in de nabijheid van de Vredeskerk (Ringbaan West zijde) en aan de oostzijde in de Hendrik van Tulderstraat.
7.    Ten aanzien van hetgeen [appellante] heeft betoogd over de tijdstippen en dagen waarop het parkeeronderzoek is verricht, overweegt de Afdeling het volgende. Op 5 juli 2016 zijn mogelijk minder kinderen op school aanwezig geweest vanwege de viering op die dag van het Suikerfeest, zodat de op die dag vergaarde gegevens mogelijk niet representatief zijn voor een gewone schooldag. Er is ook op 7 juli 2016 (donderdag) gemeten. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit een gewone schooldag was. Voorts zijn metingen gehouden vanaf 08.15u en 15.00u met een uitloop, om de gegevens rond de aanvangs- en sluitingstijden van de school te kunnen registreren. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het betreffende onderzoek niet representatief is.
8.    De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat realisering van het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de omgeving.
9.    Het betoog faalt.
Ruimtelijk concept
10.    [appellante] betoogt dat met het plan ten onrechte het ruimtelijke concept van pleinwand, waarbij vanuit het appartementencomplex zicht bestaat op een onbebouwd plein, dat ten grondslag heeft gelegen aan de bouw van het bestaande appartementencomplex aan de Hendrik van Tulderstraat, wordt verlaten.
11.    De raad stelt dat hoewel ten tijde van het oprichten van het appartementencomplex zicht bestond op een onbebouwd plein dit niet betekent dat dit gebied niet een andere bestemming kan krijgen. Het onbebouwde plein moet wijken voor een woonlocatie omdat er grote behoefte aan sociale huurwoningen bestaat en het plangebied geschikt is om in te vullen met woningen.
12.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
13.    De Afdeling ziet, mede gelet op de afstand tussen het bestaande appartementencomplex en de nieuwbouw van 22 m en maximering van de bouwhoogte van de nieuwbouw tot 10 m, geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorgenomen ontwikkeling niet onaanvaardbaar is binnen een stedelijk woonmilieu. Dat het plangebied intensiever en op een andere wijze bebouwd zal worden dan voorheen het uitgangspunt was, maakt niet reeds dat de gekozen invulling ruimtelijk onaanvaardbaar is.
14.    Het betoog faalt.
Aantasting woon- en leefklimaat
15.    [appellante] vreest dat het plan leidt tot aantasting van haar woon- en leefklimaat door belemmering van de inval van zonlicht in haar appartement. Zij betoogt dat bij de bezonningsstudie ten onrechte is uitgegaan van een plat in plaats van een schuin dak op de nieuwe woningen, dat de studie slechts is gebaseerd op schetsen en dat de door de raad toegepaste norm voor de minimale zonlichtinval niet duidelijk is.
16.    De raad stelt zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat van [appellante] door de aanleg van de sociale huurwoningen waar een grote behoefte aan bestaat niet onevenredig wordt aangetast. De raad heeft toegelicht dat bij de bezonningsstudie is uitgegaan van de maximale bouwmogelijkheden, namelijk van bebouwing tot 10 m hoogte. De studie bevat volgens de raad dan ook een zogenoemd ‘worst-case-scenario’ omdat het bouwplan voorziet in schuine daken die lager liggen dan 10 m. Het meten met inachtneming van een schuin dak zal niet meer schaduwmomenten laten zien, aldus de raad.
17.    Ten behoeve van de vaststelling van het plan is een bezonningsstudie uitgevoerd waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Zonnestudie nieuwbouw Hendrik van Tulderstraat". De bezonningsstudie is gebaseerd op een computermodel waarbij de bouwmassa van de bebouwing in 3D wordt geschetst. In de bezonningsstudie is terecht uitgegaan van maximale bouwmogelijkheden waarbij voor wat betreft de schaduwwerking is uitgegaan van het meest negatieve scenario. De conclusie van de bezonningsstudie is dat vanaf eind oktober tot eind februari, met name rond 21 december, op bepaalde momenten van de dag sprake zal zijn van enige schaduw op het appartement van [appellante] als gevolg van de nieuwbouw.
18.    De Afdeling stelt vast dat het woon- en leefklimaat van [appellante] wat het aspect lichtinval betreft als gevolg van het plan blijkens de bezonningsstudie (enigszins) zal verslechteren omdat op bepaalde momenten van de dag in de periode van eind oktober tot eind februari sprake zal zijn van enige schaduw op het appartement van [appellante] als gevolg van de nieuwbouw. De Afdeling acht de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
19.    Het betoog faalt.
Alternatieven
20.    [appellante] betoogt dat de raad met vooringenomenheid heeft gehandeld door slechts van het voorgenomen plan uit te gaan. Daartoe heeft zij er op gewezen dat bij de bespreking van het raadsvoorstel in de raadscommissie op 15 mei 2017 een alternatief ontwerp van één van de bewoners, dat al in december 2016 is ingebracht, niet bekend was bij de raadsleden.
21.    Uit de stukken blijkt dat op 19 mei 2017 verschillende alternatieve plannen van omwonenden aan de leden van de raad zijn voorgelegd. Deze alternatieven zijn derhalve voorafgaande aan de vaststelling van het plan op 22 mei 2017 door de raad onder ogen gezien.
22.    Dat de raad op basis van verschillende argumenten toch heeft gekozen voor het voorgenomen plan, maakt niet dat tot het oordeel zou moeten worden gekomen dat de raad in strijd met het verbod op vooringenomenheid, zoals vervat in artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft beslist.
23.    Het betoog faalt.
24.    De conclusie is dat het beroep ongegrond is.
25.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Pans    w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
224.