ECLI:NL:RVS:2018:1577
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M.H. Hoogvliet
- J.A.A. van Roessel
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen collegebesluit
In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij bestuursdwang is toegepast wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college had op 7 februari 2017 besloten om op 2 februari 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen en daarbij een deel van de kosten (€ 126,00) voor rekening van [appellant] gesteld. Na het indienen van bezwaar door [appellant] heeft het college op 10 april 2017 dit bezwaar ongegrond verklaard, waarna [appellant] beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 9 april 2018 heeft het college echter aangegeven de besluiten van 7 februari 2017 en 10 april 2017 in te trekken. Dit leidde ertoe dat het college op 10 april 2018 beide besluiten formeel heeft ingetrokken, waardoor [appellant] niet langer de kosten voor het opruimen van de afvalstoffen hoeft te betalen. Tevens heeft het college toegezegd het griffierecht dat [appellant] had betaald voor de behandeling van het beroep te vergoeden.
Aangezien het college de besluiten heeft ingetrokken, heeft [appellant] geen belang meer bij een oordeel over het beroep tegen het besluit van 10 april 2017. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld, en de uitspraak is openbaar gedaan op 9 mei 2018.