ECLI:NL:RVS:2018:1742

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
201802920/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Schateiland door Vereniging van Eigenaars Residence Noorderplassen

Op 30 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de Vereniging van Eigenaars Residence Noorderplassen I en II, gevestigd te Almere, een voorlopige voorziening vroegen tegen het bestemmingsplan "Schateiland" dat op 22 februari 2018 door de raad van de gemeente Almere was vastgesteld. De VvE's vreesden dat de realisatie van de camping negatieve gevolgen zou hebben voor hun woon- en leefklimaat, alsook voor de natuur. Tijdens de zitting op 15 mei 2018 werden de VvE's vertegenwoordigd door mr. A. Kwint-Ocelíková, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. W.B. de Klever en F. Breg. De voorzieningenrechter oordeelde dat de VvE's naar verwachting als belanghebbenden in de bodemprocedure zullen worden aangemerkt, ondanks de afstand van 750 meter tot de camping. De voorzieningenrechter concludeerde dat de raad in redelijkheid kon stellen dat de camping niet zou leiden tot ernstige geluidoverlast of lichtoverlast voor de VvE's. Ook de vrees voor verkeersoverlast werd als niet onredelijk afgewezen, gezien de afstand tot de toegangswegen. De VvE's betoogden dat het plan in strijd was met gemeentelijke beleidsnota's, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het plan niet in strijd was met de kansenkaart of de beleidsnota "Kleur aan Groen". De vrees voor negatieve effecten op Natura 2000-gebieden werd eveneens afgewezen, omdat de VvE's niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wees de verzoeken om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het plan naar verwachting in de bodemprocedure in stand zal blijven.

Uitspraak

201802920/2/R1.
Datum uitspraak: 30 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    Vereniging van Eigenaars Residence Noorderplassen I, gevestigd te Almere, en anderen,
2.    Vereniging van Eigenaars Residence Noorderplassen II, gevestigd te Almere, en anderen,
verzoekers, (hierna tezamen: de VvE’s en anderen)
en
de raad van de gemeente Almere,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Schateiland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de VvE’s en anderen beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 mei 2018, waar de VvE’s en anderen, vertegenwoordigd door mr. A. Kwint-Ocelíková, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.B. de Klever en F. Breg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Stadscamping Waterhout v.o.f., vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    Het plan voorziet in de verplaatsing van Camping Waterhout naar het Schateiland dat in de Noorderplassen ligt. Deze camping moet worden verplaatst vanwege de realisering van het Floriadeterrein en de verbreding van de A6.
De VvE’s en anderen zijn twee VvE’s van appartementencomplexen die aan de overzijde van de Noorderplassen staan en de bewoners van deze appartementencomplexen. De VvE’s en anderen vrezen dat de voorziene camping hun woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten. Verder vrezen zij dat de voorziene camping negatieve gevolgen zal hebben voor de natuur. Volgens de VvE’s en anderen heeft de raad hun bezwaren niet serieus genomen. Zij voelen zich niet gehoord door de raad.
Belanghebbendheid
3.    De raad en Stadscamping Waterhout stellen zich op het standpunt dat de VvE’s en anderen geen belanghebbenden zijn bij het plan. Daarbij hebben zij erop gewezen dat de appartementencomplexen op een grote afstand van de voorziene camping staan, zodat er van daaruit geen dan wel nauwelijks zicht zal zijn op de voorziene camping. Voorts volgt uit het verrichte akoestisch onderzoek dat ter plaatse van de appartementencomplexen aan de gehanteerde geluidgrenswaarden wordt voldaan.
3.1.    De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat ter plaatse van de appartementencomplexen gevolgen van enige betekenis merkbaar zullen zijn als gevolg van de voorziene camping, zodat de VvE’s en anderen in de bodemprocedure naar verwachting als belanghebbenden zullen worden aangemerkt. Weliswaar is de afstand van de voorziene camping tot de appartementencomplexen ongeveer 750 m, maar daarbij gaat het om een obstakelvrije ruimte over water. Verder volgt uit het verrichte akoestisch onderzoek dat de voorziene camping zal leiden tot enige geluidoverlast ter plaatse van de appartementencomplexen. Dat uit het akoestisch onderzoek volgt dat de gehanteerde geluidgrenswaarden niet zullen worden overschreden, doet daaraan niet af en dient aan de orde te komen bij de inhoudelijke beoordeling.
Intrekking beroepsgrond
4.    Ter zitting hebben de VvE’s en anderen hun grond dat het plan is vastgesteld in strijd met Richtlijn 2000/60/EG (PB 2000, L327; de Kaderrichtlijn Water) ingetrokken.
Geluid
5.    De VvE’s en anderen vrezen dat de voorziene camping zal leiden tot ernstige geluidoverlast. Volgens hen wordt hun directe leefomgeving nu gekenmerkt door stilte en rust, terwijl uit het rapport "Onderzoek Campinglocaties Waterhout Almere" (hierna: het locatieonderzoek) van 20 juni 2017 van Van der Reest Advies en Facet architecten en adviseurs volgt dat de voorziene camping zich zal richten op jongeren tussen de 18 en 30 jaar die van muziek en festivals houden. Zij vrezen daarom dat luidruchtige voorzieningen zullen worden gerealiseerd, zoals een beachclub waar versterkte muziek wordt gedraaid.
5.1.    Volgens de raad zal de voorziene camping een familiecamping zijn met de nadruk op natuurbeleving. Verder is de omgeving van de appartementencomplexen volgens de raad stedelijk recreatief en dynamisch en hebben de VvE’s en anderen dus geen stille en rustige leefomgeving.
5.2.    De voorzieningenrechter zal in het midden laten wat voor soort camping in het locatieonderzoek wordt aanbevolen, omdat bepalend is wat in het plan mogelijk wordt gemaakt. In het plan zijn er gebouwen ten behoeve van centrale recreatieve voorzieningen toegestaan. Horeca van categorie 5 die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, wordt in de planregels niet als een centrale recreatieve voorziening aangemerkt. Een beachclub waar versterkte muziek wordt gedraaid, is dus niet toegestaan.
De voorzieningenrechter zal eveneens in het midden laten of de omgeving van de appartementencomplexen stil en rustig is. Ook als dat het geval is, heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene camping niet zal leiden tot ernstige geluidoverlast voor de VvE’s en anderen. Daarbij is van belang dat in het verrichte akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat de geluidgrenswaarden voor een landelijke omgeving in de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening en de geluidgrenswaarden voor een rustige woonwijk in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" niet zullen worden overschreden. De VvE’s en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is.
Licht
6.    De VvE’s en anderen vrezen dat de voorziene camping zal leiden tot ernstige lichtoverlast.
6.1.    In artikel 4, lid 4.1, onder q, van de planregels is bepaald dat binnen de bestemming "Recreatie" uitsluitend verlichting mag worden gebruikt indien lichtarmaturen zijn voorzien van een kap om de lichtuitstraling naar boven zo goed als mogelijk te reduceren. Voorts is daarin bepaald dat de verlichtingssterkte afkomstig van terreinverlichting op de grens van de inrichting of kampeerplek/object niet meer mag bedragen dan 2 lux tussen 07:00 en 23:00 uur en 1 lux tussen 23:00 en 07:00 uur.
Gelet op de hiervoor vermelde bepalingen en de afstand van 750 m tussen de voorziene camping en de appartementencomplexen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat de voorziene camping niet zal leiden tot ernstige lichtoverlast voor de VvE’s en anderen.
Verplaatsing dagrecreatie
7.    De VvE’s en anderen vrezen dat als gevolg van het plan dagrecreanten die nu gebruik maken van het Schateiland straks naar de stranden in hun directe omgeving zullen gaan met overlast tot gevolg.
7.1.    De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat op zijn hoogst een beperkt gedeelte van de dagrecreanten straks naar de stranden in de omgeving van de appartementencomplexen zal gaan, aangezien er in de wijde omgeving van het Schateiland veel plekken zijn waar dagrecreanten naartoe kunnen gaan. Ter zitting hebben de VvE’s en anderen ook erkend dat niet alle dagrecreanten straks naar de stranden in hun directe omgeving zullen gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad daarom in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat een eventuele verplaatsing van dagrecreatie van het Schateiland naar de stranden in de directe omgeving van de appartementencomplexen niet zal leiden tot ernstige overlast voor de VvE’s en anderen.
Verkeer
8.    De VvE’s en anderen vrezen dat de voorziene camping zal leiden tot ernstige verkeersoverlast. Volgens hen zal de voorziene camping leiden tot een flinke toename in het aantal verkeersbewegingen op de beoogde toegangswegen, de Von Draisweg en de Trekvogel, terwijl deze wegen nu erg rustig zijn.
8.1.    In paragraaf 5.2 van de plantoelichting staat dat uit verkeerstellingen volgt dat het aantal verkeersbewegingen op de Von Draisweg op een weekdag nu maximaal 600 bedraagt en op de Trekvogelweg maximaal 369. De voorziene camping zal leiden tot in totaal 1.004 extra motorvoertuigen per etmaal. De voorziene camping zal dus weliswaar leiden tot ongeveer een verdubbeling van het aantal verkeersbewegingen op deze wegen, maar het gaat erom of de nieuwe situatie ruimtelijk aanvaardbaar is. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het aantal verkeersbewegingen op de Von Draisweg en de Trekvogelweg in de nieuwe situatie nog steeds gering is, zodat geen sprake zal zijn van ernstige verkeersoverlast voor de VvE’s en anderen. De raad heeft er daarbij ook op gewezen dat de afstand van de appartementencomplexen tot de Von Draisweg ongeveer 300 m bedraagt. De voorzieningenrechter acht dit standpunt van de raad niet onredelijk.
Gemeentelijk beleid
9.    De VvE’s en anderen betogen dat het plan in strijd is met de gemeentelijke beleidsnota Kansenkaart vrijetijdseconomie (hierna: de kansenkaart) uit 2014, omdat het plangebied daarin niet wordt genoemd. Volgens hen had pas voor het plangebied kunnen worden gekozen als geen van de locaties die in de kansenkaart zijn genoemd geschikt is. De VvE’s en anderen stellen in dit verband dat al vanaf het begin vaststond dat de camping zou worden verplaatst naar het Schateiland.
9.1.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het plan niet in strijd is met de kansenkaart, omdat daarin staat dat de genoemde locaties geen volledige opsomming vormen en dat de gemeente Almere bereid is om een gesprek aan te gaan met ondernemers die mogelijkheden zien op andere locaties. Uit de kansenkaart volgt ook niet dat een andere locatie pas in aanmerking komt als geen van de genoemde locaties geschikt is. Verder hebben de VvE’s en anderen niet aannemelijk gemaakt dat al vanaf het begin vaststond dat de camping zou worden verplaatst naar het Schateiland. In het locatieonderzoek zijn immers alternatieve locaties onderzocht die zowel door het gemeentebestuur als Stadscamping Waterhout zijn aangedragen.
10.    De VvE’s en anderen betogen voorts dat het plan in strijd is met de gemeentelijke beleidsnota "Kleur aan Groen" uit 2013, omdat de ontwikkelprincipes uit de beleidsnota niet in acht worden genomen.
10.1.    In paragraaf 3.4 van de plantoelichting staat dat het noordelijke gedeelte van Schateiland in de beleidsnota "Kleur aan Groen" is getypeerd als moeras en het zuidelijke gedeelte als bos. Bij nieuwe ontwikkelingen in het "groenblauwe raamwerk" wordt enerzijds beoordeeld of de ontwikkeling  bijdraagt aan de essentie van het gebied en anderzijds dienen de ontwikkelprincipes in acht te worden genomen. De voorziene camping wordt volgens de plantoelichting landschappelijk ingepast. De omgevingsfactoren, water en natuurgebied, vormen daarvoor het uitgangspunt.
In artikel 4, lid 4.1, onder o, van de planregels is bepaald dat de voorziene camping pas in gebruik mag worden genomen als ter plaatse van de aanduiding "geluidwal" in de bestemming "Groen" en de aanduiding "houtsingel" in de bestemming "Recreatie" wintergroene beplanting en visueel afschermende beplanting is aangebracht.
Gelet op wat in paragraaf 3.4 van de plantoelichting staat en op artikel 4, lid 4.1, onder o, van de planregels is de voorzieningenrechter van oordeel dat het plan niet in strijd is met de beleidsnota "Kleur aan Groen".
Natuur
11.    De VvE’s en anderen betogen dat de voorziene camping negatieve gevolgen zal hebben voor de Natura 2000-gebieden "Lepelaarsplassen" en "Markermeer & IJmeer" en verschillende beschermde diersoorten buiten deze Natura 2000-gebieden. Voorts is het plan volgens hen in strijd met bepalingen in de provinciale verordening over het Natuurnetwerk Nederland, omdat de Lepelaarsplassen daarin liggen. Verder had volgens hen een milieueffectrapport moeten worden gemaakt, omdat een passende beoordeling noodzakelijk was.
11.1.    Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
11.2.    De afstand van de voorziene appartementencomplexen tot het Natura 2000-gebied "Lepelaarsplassen" bedraagt ongeveer 625 m en vanuit de appartementencomplexen bestaat niet dan wel nauwelijks zicht op dit Natura 2000-gebied. De afstand tot het Natura 2000-gebied "Markermeer & IJmeer" bedraagt ongeveer 2,3 km.
Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden maken de desbetreffende Natura 2000-gebieden geen deel uit van de directe leefomgeving van de VvE’s en anderen. Verder acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat effecten van de voorziene camping op beschermde diersoorten buiten deze Natura 2000-gebieden zullen leiden tot een aantasting van de kwaliteit van de directe leefomgeving van de VvE’s en anderen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daarom geen duidelijke verwevenheid van de belangen van de VvE’s en anderen met de normen in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en de provinciale verordening waarop zij zich beroepen, zodat deze normen kennelijk niet strekken ter bescherming van de belangen van de VvE’s en anderen. Verder brengt een redelijke toepassing van artikel 8:69a Awb met zich dat belanghebbenden die zich niet met succes kunnen beroepen op de normen van de Wnb omdat die normen kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich evenmin met succes op die normen kunnen beroepen ten behoeve van het betoog dat een milieueffectrapport diende te worden gemaakt (zie daarvoor overweging 6.7 van de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2722).
Gelet op het voorgaande zullen deze gronden in de bodemprocedure naar verwachting niet kunnen leiden tot vernietiging van het plan.
Financiële uitvoerbaarheid
12.    De VvE’s en anderen betogen dat het plan niet uitvoerbaar is omdat niet wordt voldaan aan Europese regels over aanbesteding en staatsteun.
12.1.    De VvE’s en anderen zijn geen concurrenten van de voorziene camping. Ook zijn zij niet onderworpen aan een heffing die integrerend deel uitmaakt van een steunmaatregel die in strijd is met de Europese regels over staatssteun. Gelet hierop strekken de Europese regels over aanbesteding en staatsteun waarop de VvE’s en anderen zich beroepen naar het oordeel van de voorzieningenrechter kennelijk niet ter bescherming van hun belangen. Een redelijke toepassing van artikel 8:69a van de Awb brengt met zich dat belanghebbenden die zich niet met succes kunnen beroepen op Europese regels over aanbesteding en staatssteun omdat die regels kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich evenmin op die regels kunnen beroepen ten behoeve van het betoog dat het plan niet uitvoerbaar is. Deze grond zal in de bodemprocedure daarom naar verwachting niet kunnen leiden tot vernietiging van het plan.
Conclusie
13.    Gelet op het voorgaande zal het plan naar verwachting in de bodemprocedure in stand blijven. De verzoeken worden daarom afgewezen.
14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2018
703.