ECLI:NL:RVS:2018:1809
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 mei 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 februari 2018 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 april 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris beoordeeld en kwam tot de voorlopige conclusie dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven. Desondanks zag de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de uitspraak van de rechtbank niet verplichtte tot het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.