ECLI:NL:RVS:2018:1811

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
201803253/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan voor kleinschalig kampeerterrein in Sint Maartensvlotbrug

Op 4 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Sint Maartensvlotbrug, en de raad van de gemeente Schagen. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug', dat op 20 februari 2018 door de raad is vastgesteld. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor onomkeerbare gevolgen van de goedkeuring van het bestemmingsplan, dat de oprichting van een kleinschalig kampeerterrein mogelijk maakt.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 28 mei 2018 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat en de raad vertegenwoordigd was door een ambtenaar. Ook Zwanendal B.V., die het kampeerterrein wil realiseren, was ter zitting aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker belanghebbende is, omdat zijn concurrentiebelang rechtstreeks betrokken is bij het besluit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het kampeerterrein op minder dan 1 kilometer van de camping van de verzoeker komt te liggen, wat in strijd zou zijn met eerdere bestemmingsplannen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de raad onvoldoende onderbouwd heeft waarom de oppervlakte van de bed & breakfast in de planregels op 250 m² is vastgesteld, terwijl in de plantoelichting een maximum van 200 m² wordt genoemd. Daarom heeft de voorzieningenrechter het besluit van de raad voor zover het betreft de oppervlakte van de bed & breakfast geschorst. Het verzoek van de verzoeker is voor het overige afgewezen, en de raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

201803253/2/R1.
Datum uitspraak: 4 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Schagen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter afzonderlijk verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 mei 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. L.T. van Eijck van Heslinga, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door P.E. Brouwer-Stam, zijn verschenen. Ter zitting is Zwanendal B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    Op 2 februari 2017 heeft Zwanendal B.V. een verzoek ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe". Zwanendal B.V. exploiteert aan de Belkmerweg 67 te Sint Maartensvlotbrug een bloembollenbedrijf van ongeveer 28 hectare. Zij is voornemens om op haar perceel eveneens een kleinschalig, exclusief kampeerterrein (minicamping) te realiseren. Het plan voorziet in maximaal 25 standplaatsen waarvan maximaal zeven trekkershutten en daarnaast in een bed & breakfast. Ook wordt voorzien in maximaal negen toiletvoorzieningen.
[verzoeker] exploiteert op het perceel [locatie] te Sint Maartensvlotbrug [camping]. Hij kan zich niet verenigen met het plan. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Ontvankelijkheid
3.    De raad stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het plan, aangezien de voorziene minicamping aantrekkelijk is voor een andere groep recreanten dan de recreanten die verblijven op [camping].
3.1.    Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA0085) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende. Dit is bij bestemmingsplannen slechts het geval indien de concurrent in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als waarin de in het plan voorziene bedrijvigheid wordt uitgeoefend.
[verzoeker] exploiteert op het perceel [locatie] [camping], welke camping op een afstand van ongeveer 600 m ligt van het plangebied. Op deze camping zijn onder meer stacaravans en kampeerplaatsen aanwezig. Gelet hierop hebben de activiteiten van [verzoeker] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter betrekking hebben op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat het beroep van [verzoeker] in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Inhoudelijk
4.    Allereerst voert [verzoeker] aan dat het voorziene kampeerterrein op minder dan 1 kilometer van zijn camping komt te liggen, terwijl in het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" juist in de afwijkingsbevoegdheid voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein als één van de voorwaarden is opgenomen dat de afstand tussen een kleinschalig kampeerterrein en een regulier kampeerterrein ten minste 1 kilometer dient te bedragen.
4.1.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat voornoemde voorwaarde in artikel 3, lid 3.6, onder d, sub 9, van de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" is opgenomen om te voorkomen dat aan doorgaande wegen recreatielinten ontstaan. Nu het perceel Belkmerweg 67 niet aan de doorgaande weg ligt maar juist op een afstand van ongeveer 500 m, hoeft volgens de raad als gevolg van het plan niet te worden gevreesd voor het ontstaan van een recreatielint aan de Belkmerweg. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft mogen stellen.
5.    [verzoeker] betoogt verder dat uit artikel 3, lid 3.1, van de planregels niet volgt dat het toegestane kampeerterrein ondergeschikt dient te zijn aan een agrarisch bedrijf.
5.1.    Blijkens de verbeelding is aan het perceel Belkmerweg 67 de bestemming "Agrarisch" toegekend. Aan het gehele perceel zijn eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein" en de aanduiding "maximum aantal niet-permanente standplaatsen 25" toegekend. Aan de noordwestelijke helft van het perceel zijn eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - toiletgebouwen" en de aanduiding "maximum aantal toiletgebouwen 9" toegekend. Aan het zuidoostelijke deel van het perceel is eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - trekkershutten" en de aanduiding "maximum aantal trekkershutten 7" toegekend. Aan een ander deel van het perceel is eveneens de functieaanduiding "bed & breakfast" toegekend.
Artikel 1, lid 1.49, van de planregels luidt: "Onder het begrip kleinschalig kampeerterrein wordt verstaan een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het gedurende het kampeerseizoen plaatsen van vaste of mobiele kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf."
Artikel 3, lid 3.1, luidt: "De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:
1. maximaal 1 bouwlaag van gebouwen mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
2. uitbreiding of nieuwbouw van dierverblijven, dan wel het realiseren van nieuwe dierplaatsen in bestaande dierverblijven niet is toegestaan;
[…];
e. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' met dien verstande dat het aantal niet-permanente standplaatsen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen';
f. een bed & breakfast met meer dan 9 slaapplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
g. trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' met dien verstande dat het aantal trekkershutten niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal trekkershutten';
h. toiletgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toiletgebouwen' met dien verstande dat het aantal toiletgebouwen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal toiletgebouwen';
[…]."
5.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 3, lid 3.1, van de planregels inderdaad niet volgt dat de functie kleinschalig kampeerterrein ondergeschikt dient te zijn aan een agrarisch bedrijf. Op grond van lid 3.1, onder e, is in het plangebied, welk gebied slechts een klein deel betreft van de gronden die Zwanendal B.V. gebruikt ten behoeve van haar bloembollenbedrijf, echter alleen een kleinschalig kampeerterrein toegestaan waarbij uitsluitend tijdens het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen zijn voorzien. Zwanendal B.V. heeft ter zitting verder toegelicht dat haar hoofdactiviteit het exploiteren van een bloembollenbedrijf is en blijft en dat het kleinschalig kampeerterrein juist is bedoeld als nevenactiviteit bij haar agrarisch bedrijf. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de vrees van [verzoeker] dat in de nabije toekomst een volwaardige camping zal kunnen worden geëxploiteerd op het perceel Belkmerweg 67, gegrond is.
6.    Voorts betoogt [verzoeker] dat op grond van de planregels 25 standplaatsen voor kampeermiddelen én zeven trekkershutten worden mogelijk gemaakt, terwijl is bedoeld om maximaal 25 standplaatsen mogelijk te maken waaronder zeven trekkershutten.
6.1.    Artikel 3, lid 3.5.2, van de planregels luidt: "Ten aanzien van de recreatiefunctie gelden de volgende bepalingen:
[…];
c. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht, mits het aantal vaste kampeermiddelen die jaarrond aanwezig zijn in mindering wordt gebracht op het toegestane aantal standplaatsen voor kampeermiddelen;
[…]."
6.2.    Aan het gehele perceel Belkmerweg 67 zijn de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein" en de aanduiding "maximum aantal niet-permanente standplaatsen 25" toegekend. Dit betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat op het gehele perceel Belkmerweg 67 gedurende het kampeerseizoen maximaal 25 standplaatsen voor mobiele dan wel vaste kampeermiddelen zijn toegestaan. Hoewel aan een deel van dit perceel eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - trekkershutten" en de aanduiding "maximum aantal trekkershutten 7" zijn toegekend, volgt uit artikel 3, lid 3.5.2, onder c, van de planregels dat de zeven trekkershutten, welke hutten jaarrond aanwezig mogen zijn, in mindering dienen te worden gebracht op het totale aantal toegestane standplaatsen voor kampeermiddelen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan méér dan 25 standplaatsen toestaat.
7.    Verder voert [verzoeker] aan dat uit de planregels volgt dat een bed & breakfast met een oppervlakte van maximaal 250 m² is toegestaan, terwijl uit de plantoelichting en het Beeldkwaliteitsplan "Kamperen bij de Boer" volgt dat de omvang van de bed & breakfast maximaal 200 m² zal bedragen.
7.1.    Artikel 3, lid 3.2.6, van de planregels luidt: "Voor het bouwen van een bed & breakfast gelden de volgende regels:
[…];
b. de oppervlakte mag niet meer dan 250 m² bedragen;
[…]."
7.2.    Het Beeldkwaliteitsplan "Kamperen bij de boer" is als bijlage 4 bij de plantoelichting gevoegd. Hierin staat onder meer dat de omvang van het gebouw voor de bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen. Zwanendal B.V. heeft ter zitting te kennen gegeven dat haar bouwplan voor de bed & breakfast ziet op een gebouw met een oppervlakte van maximaal 200 m². Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad ter zitting onvoldoende onderbouwd waarom in de planregels de oppervlakte van de bed & breakfast desondanks is gemaximeerd op 250 m².
8.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
9.    In hetgeen [verzoeker] verder heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Proceskosten
10.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] te worden veroordeeld.
Voor zover Zwanendal B.V. heeft verzocht om [verzoeker] tot vergoeding van de door Zwanendal B.V. gemaakte kosten te veroordelen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een natuurlijke persoon slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Van dergelijk kennelijk onredelijk gebruik is niet gebleken, zodat geen aanleiding bestaat om [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van Zwanendal B.V., nog daargelaten dat het verzoek van [verzoeker] deels voor toewijzing in aanmerking komt.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 20 februari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug", voor zover in artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels een bed & breakfast is toegestaan met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
II.    wijst het verzoek voor het overige af;
III.    veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij [verzoeker] h.o.d.n. [camping] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Schagen aan [verzoeker] h.o.d.n. [camping] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Driessen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2018
634.