ECLI:NL:RVS:2018:2052

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
201706080/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen bouwactiviteiten in Bilthoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2017. De rechtbank had eerder het verzoek van [appellant] en anderen om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten in afwijking van een aan Jekyll Beheer B.V. verleende omgevingsvergunning afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van de Bilt had op 16 mei 2016 het verzoek van [appellant] en anderen om handhaving afgewezen, en dit besluit werd later door het college in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college terecht geen handhavend optreden had bevolen, omdat de bouwactiviteiten in overeenstemming waren met de verleende omgevingsvergunning.

Tijdens de zitting op 1 juni 2018 werd de zaak behandeld. [appellant] en anderen voerden aan dat er in afwijking van de bouwtekeningen was gebouwd en dat de feitelijke positionering van het bouwwerk niet in overeenstemming was met de omgevingsvergunning. De rechtbank had echter overwogen dat de bouwinspecteur had vastgesteld dat er conform de vergunning was gebouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de onjuiste weergave van de erfgrens op de bouwtekeningen niet betekende dat het bouwplan niet op de vergunde plaats was gerealiseerd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201706080/1/A1.
Datum uitspraak: 20 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Bilthoven, gemeente De Bilt,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2017 in zaak nr. 16/5869 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van de Bilt.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2016 heeft het college het verzoek van [appellant] en anderen om handhavend optreden tegen bouwactiviteiten in afwijking van een aan Jekyll Beheer B.V. verleende omgevingsvergunning op het perceel Koperwieklaan 1 te Bilthoven (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 15 november 2016 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 16 mei 2016, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij mondelinge uitspraak van 8 juni 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college en Jekyll Beheer hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is ter zitting Jekyll Beheer, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Arts, advocaat te Nijmegen, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] en anderen wonen allen aan de Julianalaan. De achterzijde van hun percelen grenst aan het perceel. Zij hebben het college verzocht om handhavend op te treden, omdat volgens hen op het perceel in afwijking wordt gebouwd van een bij besluit van 27 maart 2015 aan Jekyll Beheer verleende en inmiddels onherroepelijke omgevingsvergunning voor het wijzigen van de voorgevel, algehele renovatie en de herverdeling van winkelruimten. Het college stelt zich op het standpunt dat is gebouwd in overeenstemming met de omgevingsvergunning en dat het om die reden niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat dit standpunt van het college juist is.
Beoordeling van het hoger beroep
2.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college wel bevoegd is om handhavend op te treden. Zij voeren daartoe aan dat, in afwijking van de bouwtekeningen, gedeeltelijk op hun grond is gebouwd en dat de feitelijke positionering van het bouwwerk ten opzichte van de bestaande bebouwing en de erfgrens niet in overeenstemming is met de omgevingsvergunning. Volgens [appellant] en anderen is de nieuwe bedrijfsruimte ten onrechte niet in één lijn met de bestaande opslagruimte langs de erfgrens gebouwd. Zij voeren aan dat onjuistheden in de bouwtekeningen bij de omgevingsvergunning van 27 maart 2015 niet voor hun risico behoren te komen, te minder nu voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning geen kadastrale inmeting is uitgevoerd.
2.1.    In het besluit van 16 mei 2016, dat bij besluit van 15 november 2016 in stand is gelaten, is verwezen naar een rapport van een op 12 mei 2016 door T.J. Ooms, bouwinspecteur van de gemeente, uitgevoerde controle. In dat rapport is opgenomen: "Er is niet gebouwd in afwijking van de verleende omgevingsvergunning: de maatvoering en positionering van de winkelruimte aan de kant van de heer [appellant] en zijn buren, zijn geheel conform plattegrond begane grond nieuwe toestand. De ontstane verwarring wijt ik aan een onjuiste weergave van de bestaande opslagruimte op de plattegronden bestaande en nieuwe toestand (te groot). Tevens wordt de erfgrens aan de kant van de heer [appellant] en zijn buren onjuist weergegeven in die zin dat deze op de bijbehorende plattegronden direct aan de zijgevel van de bestaande opslagruimte is gelegen, terwijl dat zeker niet het geval is. […] Hoe dan ook, op de situatieschets van de plattegrond begane grond nieuwe toestand wordt de nieuwe situatie aan de zijde van de heer [appellant] en zijn buren in zijn geheel correct weergegeven. […]."
In het advies van de bezwaarschriftencommissie dat ten grondslag is gelegd aan besluit op bezwaar van 26 november 2016 is opgenomen: "Vaststaat en niet in geschil is dat de kadastrale begrenzing van het perceel waarop het bouwplan is voorzien en het perceel van onder meer [appellant] niet juist op de bouwtekeningen is aangegeven en dat het bouwplan feitelijk gezien over de kadastrale grens is gesitueerd, te weten 11 centimeter over een lengte van ongeveer 17,3 meter."
2.2.    De bij besluit van 27 maart 2015 verleende omgevingsvergunning is onherroepelijk. In deze zaak ligt ter beoordeling voor of in afwijking van deze omgevingsvergunning is gebouwd.
De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat is gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning. Daarbij is van belang dat op de bouwtekeningen die behoren bij de omgevingsvergunning de Koperwieklaan als ijkpunt is gehanteerd. Een gemeentelijke bouwinspecteur heeft tijdens twee door hem uitgevoerde controles geconstateerd dat, uitgaande van de Koperwieklaan, is gebouwd in overeenstemming met bouwtekeningen. Daartegenover hebben [appellant] en anderen alleen eigen opvattingen en de gegevens van een kadastrale inmeting gesteld. Deze opvattingen en het resultaat van de kadastrale inmeting geven onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het college zich in het bij besluit van 15 november 2016 in stand gelaten besluit van 16 mei 2016 ten onrechte heeft gebaseerd op de bevindingen van Ooms. In dat verband wordt van belang geacht dat de kadastrale inmeting alleen duidelijkheid biedt over de privaatrechtelijke grenzen van de daarbij in kaart gebrachte percelen, maar niet aantoont dat is gebouwd in afwijking van de bouwtekeningen. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de onjuiste weergave van de erfgrens op de bouwtekeningen niet betekent dat het bouwplan niet op de vergunde plaats is gebouwd. Daarbij wordt van belang geacht dat de omgevingsvergunning aan Jekyll Beheer een titel geeft om een bouwwerk te realiseren van de vergunde afmetingen op de daarvoor aangewezen plaats en niet aan [appellant] en anderen een titel verschaft tot handhaving van de perceelgrens. Of over de perceelgrens is gebouwd, is een kwestie van privaatrechtelijke aard die hier nu niet ter beoordeling staat.
Het betoog faalt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Duifhuizen
lid van de enkelvoudige kamer    +griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2018
724.