ECLI:NL:RVS:2018:2110
Raad van State
- Hoger beroep
- R.J.J.M. Pans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing subsidie lerarenbeurs door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die de afwijzing van zijn aanvraag voor een subsidie lerarenbeurs door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevestigde. De aanvraag was afgewezen omdat deze na de indieningstermijn was ingediend. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 9 van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009-2017, die een strikte indieningstermijn hanteert. De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid kon vasthouden aan deze afwijzing en dat de hardheidsclausule niet van toepassing was.
[Appellant] betoogde dat de afwijzing onterecht was, omdat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder de ziekte van zijn vrouw, niet in staat was om de aanvraag tijdig in te dienen. Hij stelde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met deze omstandigheden en dat de afwijzing in strijd was met het legaliteitsbeginsel en de rechtszekerheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de minister de persoonlijke omstandigheden van [appellant] in zijn beoordeling had moeten betrekken. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank niet had onderkend dat de minister zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de situatie van [appellant] niet tot het verstrekken van subsidie behoefde te leiden.
De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de minister, en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].