ECLI:NL:RVS:2018:2251
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 11 april 2018. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 april 2018, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft in zijn hoger beroep aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank niet tijdig bekend is gemaakt, maar dit werd door de Raad van State niet als voldoende gegrond beschouwd. De Raad van State heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld, maar dat de argumenten van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad van State heeft geoordeeld dat de aangevochten uitspraak moet worden bevestigd en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. A.B.M. Hent de uitspraak heeft vastgesteld in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 juli 2018.