ECLI:NL:RVS:2018:2251

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
201803853/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 11 april 2018. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 april 2018, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft in zijn hoger beroep aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank niet tijdig bekend is gemaakt, maar dit werd door de Raad van State niet als voldoende gegrond beschouwd. De Raad van State heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld, maar dat de argumenten van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad van State heeft geoordeeld dat de aangevochten uitspraak moet worden bevestigd en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. A.B.M. Hent de uitspraak heeft vastgesteld in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 juli 2018.

Uitspraak

201803853/1/V3.
Datum uitspraak: 4 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 april 2018 in zaak nr. NL18.7627 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 26 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Bij brief van 7 juni 2018 heeft de rechtbank de vreemdeling medegedeeld dat haar uitspraak van 26 april 2018, anders dan daarin staat, door een technische storing niet op die datum maar op 30 april 2018 bekend is gemaakt door plaatsing in het digitale dossier in Mijn Rechtspraak. Het hogerberoepschrift is op 6 mei 2018 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. Het hoger beroep is daarmee tijdig ingesteld.
2.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Hent    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2018
47.