201608720/1/A1.
Datum uitspraak: 24 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep van:
[appellant] te Wahlwiller, gemeente Gulpen-Wittem,
tegen het besluit van 26 september 2017, kenmerk U.17.03465, van het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem.
Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2014 heeft het college [partij] onder oplegging van een dwangsom gelast om door middel van het aanleggen van een groenstrook tussen de in- en uitrit aan de straatzijde van de Capucijnenweg te Wahlwiller (hierna: het perceel), te voldoen aan de op 24 november 1998 aan haar verleende vrijstelling van het bestemmingsplan voor het realiseren en afwerken van een parkeerterrein op het perceel.
Bij besluit van 28 oktober 2014 heeft het college het door [partij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2016, zaak nr. 14/3650, heeft de rechtbank Limburg het door [partij] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [partij] hoger beroep ingesteld.
Het college en [appellant] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college het besluit van 14 januari 2014 ingetrokken.
[partij] heeft daarop bij brief van 3 oktober 2017 het hoger beroep ingetrokken.
[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, gronden van beroep tegen het besluit van 26 september 2017 aangevoerd.
[partij] en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2016, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Haagmans, zijn verschenen. Voorts is daar [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het transportbedrijf van [partij] is sinds 1954 gevestigd aan de [locatie 1] te Wahlwiller, in de gemeente Gulpen-Wittem. Het bedrijfsterrein van [partij] bestaat uit twee gedeelten, waarvan één westelijk en één oostelijk van de Capucijnenweg is gelegen. Op het westelijke deel zijn onder meer een kantoor en een bedrijfshal gevestigd. Aan de oostelijke zijde van de Capucijnenweg bevindt zich een parkeerplaats ten behoeve van het bedrijf, bedoeld voor zestien vrachtwagens en twintig personenauto’s. De Capucijnenweg komt op korte afstand ten noorden van het bedrijf uit op Rijksweg N278, waarna de Kruisweg ter overzijde van de Rijksweg het verlengde van de Capucijnenweg vormt. De woning van [appellant] ligt op [locatie 2], op de hoek met de Rijksweg. Direct naast de woning van [appellant] bevinden zich aan de zijde van de Rijksweg nog twee zelfstandige woningen die eigendom zijn van [appellant] en die naar hij stelt bestemd zijn voor verhuur. Vanwege de overlast die het transportbedrijf van [partij] naar hij stelt veroorzaakt, staan deze woningen volgens [appellant] al jaren leeg.
2. [appellant] wijst erop dat bij besluit van 24 november 1998 aan [partij] ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan voor het realiseren en afwerken van de parkeerplaats is verleend, onder de voorwaarde dat aan de rand van het parkeerterrein, aan de zijde van de Capucijnenweg een groenstrook zou worden aangelegd. Deze is echter nooit aangelegd en [appellant] wenst dat dit alsnog gebeurt. Volgens hem heeft het bedrijf tot de huidige omvang kunnen groeien, juist omdat de groenstrook in strijd met de verleende vrijstelling nooit is aangelegd. Indien dit alsnog gebeurt, zal het bedrijf naar hij stelt moeten inkrimpen, hetgeen mede tot gevolg zal hebben dat hij minder overlast van het bedrijf bij zijn woningen zal ervaren.
[appellant] kan zich dan ook niet vinden in het intrekken van het besluit tot het opleggen van de last.
3. Bij de uitspraken van 25 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW3932) en 26 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:9) heeft de Afdeling over het op 19 mei 2011 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan "Kern Wahlwiller" geoordeeld. Bij dit bestemmingsplan werd aan het perceel waarop zich de parkeerplaats bevindt de bestemming "Bedrijf" toegekend, waarbij niet werd voorzien in een groenstrook aan de zijde van de Capucijnenweg. De Afdeling heeft het besluit van de gemeenteraad bij de uitspraak van 26 juni 2013 vernietigd voor zover het betreft het perceel, omdat de Afdeling samengevat van oordeel was dat de gemeenteraad ontoereikend had gemotiveerd dat het parkeerterrein zonder groenstrook niet leidde tot een situatie waarin niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en ook of het overigens in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] heeft daarna opnieuw een verzoek om handhaving bij het college ingediend, dat heeft geleid tot de nu aan de orde zijnde procedure.
4. Het college heeft het dwangsombesluit ingetrokken, omdat het in het op 28 september 2017 ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan "Kern Wahlwiller, reparatie 2017" een concreet zicht op legalisering ziet. In dit ontwerpbestemmingsplan is voor het tot "Bedrijf" bestemde perceel geen groenstrook opgenomen. De verplichting tot het aanleggen daarvan komt daarmee opnieuw te vervallen. Het college stelt zich op het standpunt dat op basis van nieuwe geluidsonderzoeken en een advies van de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (hierna: RUD-ZL), maatwerkvoorschriften voor de inrichting van [partij] zijn vastgesteld. Daarmee is thans voldoende gemotiveerd dat het gebruik van het parkeerterrein zonder groenstrook niet leidt tot een situatie waarin niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat thans sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Naar verwachting van het college zal dit bestemmingsplan in rechte stand houden.
Het beroep tegen het besluit van 26 september 2017
5. Ter beoordeling staat uitsluitend de vraag of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat concreet zicht op legalisering bestaat. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 1 mei 2013; ECLI:NL:RVS:2013:BZ9061) is om een concreet zicht op legalisering in verband met de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan aan te kunnen nemen, ten minste vereist dat een ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd, waarbinnen de overtreding past. Er is echter geen concreet zicht op legalisering, indien op voorhand duidelijk is dat het ontwerp van het plan of het vastgestelde plan geen rechtskracht zal verkrijgen. 6. In de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan is uitgebreid gemotiveerd dat ook zonder de groenstrook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf is gewaarborgd. Daarbij zijn verschillende aspecten afgewogen in een zogenoemde afwegingsmatrix. Voor de aspecten verkeersveiligheid, verkeersdoorstroming en geluidsbelasting wordt de situatie zonder groenstrook positiever beoordeeld dan de situatie met een groenstrook. Wat betreft geluid is deze conclusie gebaseerd op een onderzoek van TNO van 27 oktober 2014 en een onderzoek van akoestisch bureau Tideman van 10 juli 2015. De RUD-ZL heeft daarnaast in september 2017 geadviseerd over de vraag of het gebruik van het parkeerterrein zonder dat een groenstrook aanwezig is, leidt tot een situatie waarin niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook gelet op de geluidsbronnen die in het kader van de milieuwetgeving buiten de beoordeling blijven. De conclusie van de RUD-ZL is dat in de situatie zonder de groenstrook sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
[appellant] heeft in zijn brieven van 10 oktober 2017 diverse gronden aangevoerd ter ondersteuning van zijn betoog dat het ontwerpbestemmingsplan "Kern Wahlwiller, reparatie 2017" in rechte geen stand zal kunnen houden. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de geluidsonderzoeken niet deugdelijk zijn en dat hij zelf een tegenonderzoek heeft laten uitvoeren dat tot andere conclusies leidt. Daarnaast stelt [appellant] dat bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan ook van verschillende andere onjuiste uitgangspunten is uitgegaan en dat onvoldoende rekening is gehouden met relevante aspecten uit de voorgeschiedenis van de zaak. [appellant] heeft ter zitting gesteld dat hij de desbetreffende gronden ook in de bestemmingsplanprocedure naar voren zal brengen.
De Afdeling overweegt dat het betoog dat het bestemmingsplan in rechte geen stand kan houden, inhoudelijk ten volle zal worden beoordeeld in het kader van het beroep van [appellant] tegen het bestemmingsplan. In een handhavingsprocedure als hier aan de orde is geen plaats voor een dergelijke diepgaande beoordeling van zijn daartoe aangevoerde gronden.
De Afdeling ziet bij een in de handhavingsprocedure passende beoordeling van de beroepsgronden van [appellant] over het bestemmingsplan, geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand duidelijk is dat het bestemmingsplan geen rechtskracht zal verkrijgen.
Gelet daarop, heeft het college zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat concreet zicht bestond op legalisatie.
Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem van 26 september 2017, kenmerk U.17.03465, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Slump w.g. Bolleboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
641.