ECLI:NL:RVS:2018:2350
Raad van State
- Hoger beroep
- S.F.M. Wortmann
- H. Bolt
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de handhaving van brandveiligheidsvoorschriften in een bedrijfsverzamelgebouw te Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Zuid van de gemeente Amsterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat het algemeen bestuur niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen aan [wederpartij A] en [wederpartij B] zonder het stellen van een begunstigingstermijn. Dit besluit volgde op een brandveiligheidsinspectie door de Brandweer Amsterdam-Amstelland, die had vastgesteld dat het bedrijfsverzamelgebouw niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit 2012. Het algemeen bestuur had hen gelast het gebruik van het gebouw per direct te staken totdat er een ontvankelijke gebruiksmelding was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom niet duidelijk en begrijpelijk was, en dat er geen spoedeisende situatie was die het ontbreken van een begunstigingstermijn rechtvaardigde.
In hoger beroep heeft het algemeen bestuur betoogd dat de situatie in het gebouw zo spoedeisend was dat handhaving zonder begunstigingstermijn gerechtvaardigd was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het algemeen bestuur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie op het moment van de last onder dwangsom zo urgent was dat er geen termijn gesteld kon worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de last onder dwangsom niet duidelijk was, omdat de term 'ontvankelijke gebruiksmelding' verwarring schepte en niet voldeed aan de eisen van begrijpelijkheid. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het algemeen bestuur tot vergoeding van de proceskosten.