201708109/1/R1.
Datum uitspraak: 18 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Voerendaal,
en
het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2017 heeft het college het wijzigingsplan "Colmont 1 te Voerendaal" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een nadere uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2018, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.J. Mevis, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Overwegingen
Het bestemmingsplan
1. Met de vaststelling van het wijzigingsplan heeft het college op verzoek van [belanghebbende] toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals vervat in artikel 3, lid 3.8, van de planregels van het bestemmingsplan "Kernen Klimmen, Ransdaal, Ubachberg e.o." (hierna: het moederplan), dat is vastgesteld door de raad van de gemeente Voerendaal op 27 juni 2013. Het wijzigingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een uitbreiding van het agrarisch bedrijf van [belanghebbende] op het perceel Colmont 1. Voorts wordt voorzien in een stallingsruimte voor 25 caravans ter plaatse.
Het beroep
1.1. Het beroep van [appellante] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". [appellante] kan zich niet vinden in de voorziene ontwikkelingen op het perceel Colmont 1. Zij betoogt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid zoals vervat in artikel 3, lid 3.8, van de planregels van het moederplan. Hiertoe voert zij onder meer aan dat op het perceel Colmont 1 niet mag worden voorzien in een intensieve veehouderij.
1.2. Aan het oostelijke gedeelte van het perceel Colmont 1 was in het moederplan de bestemming "Agrarisch" toegekend. Aan het westelijke gedeelte van het perceel was in het moederplan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" toegekend, waarbij niet tevens de aanduiding "intensieve veehouderij" is voorzien.
Artikel 3, lid 3.1, van de planregels van het moederplan luidt: "De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
[…]"
Lid 3.2.1 luidt: "Op de voor "Agrarisch" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde."
Artikel 3, lid 3.8.1, luidt: "Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van:
a. de vergroting van een agrarische bedrijfskavel;
b. het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen,
mits:
1. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
2. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzend agrarische bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
3. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
met dien verstande, dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, die buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' opgericht worden, alleen aanwezig mogen zijn als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar; op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd."
Artikel 4, lid 4.1, luidt: "De voor "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan;
b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
[…]"
1.3. Aan het gehele perceel Colmont 1 is in het wijzigingsplan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" toegekend.
Artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels van het wijzigingsplan luidt: "De voor "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat;
1. Glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan
2. ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - dierenverblijf' het huisvesten van dieren niet is toegestaan;
b. inpandige stalling van kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
c. opslag van landbouwproducten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag landbouwproducten' uitsluitend opslag van landbouwproducten mag plaatsvinden. Ter plaatse van deze aanduiding mogen derhalve geen andere activiteiten plaatsvinden.
met daaraan ondergeschikt:
[…]"
1.4. De Afdeling stelt, gelet op artikel 3, lid 3.1, van de planregels van het wijzigingsplan, vast dat de oprichting van een intensieve veehouderij op het perceel Colmont 1 niet is uitgesloten, nog daargelaten of het agrarisch bedrijf, na de voorgenomen wijziging van de agrarische activiteiten op het perceel, (gedeeltelijk) moet worden aangemerkt als intensieve veehouderij. Verder staat vast dat op de verbeelding van het moederplan aan het oostelijk gedeelte van het perceel Colmont 1 de bestemming "Agrarisch" was toegekend en aan het westelijke gedeelte van het perceel de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". Het wijzigingsplan heeft niet alleen betrekking op de gronden waaraan in het moederplan de bestemming "Agrarisch" was toegekend, maar tevens op de gronden waaraan in het moederplan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is toegekend. Ten aanzien van de gronden waaraan op de verbeelding van het moederplan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is toegekend, ontbreekt het college, gelet op artikelen 3 en 31 van de planregels van het moederplan, het aan een bevoegdheidsgrondslag op grond waarvan een wijzigingsplan kan worden vastgesteld waarmee bij recht wordt voorzien in een intensieve veehouderij. Het aangevoerde geeft aanleiding om te oordelen dat het college niet bevoegd was om een wijzigingsplan vast te stellen voor de gronden waaraan in het moederplan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" was toegekend.
1.5. Nu naar het oordeel van de Afdeling een onlosmakelijke samenhang bestaat tussen het hiervoor beschreven plandeel en de overige plandelen van het wijzigingsplan ziet de Afdeling aanleiding om tot vernietiging van het gehele wijzigingsbesluit over te gaan.
1.6. In het kader van een finale geschillenbeslechting hecht de Afdeling er aan te overwegen dat [appellante] terecht betoogt dat het wijzigingsplan op de gronden waaraan in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch" is toegekend, in strijd met de wijzigingsvoorwaarde uit artikel 3.8.1, onder b, onder 1, van de planregels van het moederplan voorziet in een vergroting van de agrarische bedrijfskavel ten behoeve van een intensieve veehouderij. Dit omdat, zoals reeds hiervoor is overwogen, met het wijzigingsplan bij recht wordt voorzien in een intensieve veehouderij op het perceel Colmont 1.
Conclusie
2. De Afdeling ziet aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
3. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal van 1 augustus 2017 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Colmont 1 te Voerendaal";
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizend en twee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Koziolek-Stoof, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Koziolek-Stoof
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018
749.