ECLI:NL:RVS:2018:2461
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 mei 2018 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 7 juni 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet hoefde te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank totdat het hoger beroep was behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Hij oordeelde dat het aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. De voorzieningenrechter weegt de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling mee in zijn beslissing, maar concludeert dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.