ECLI:NL:RVS:2018:2468

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
201805341/1/V2 en 201805341/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot asielaanvragen

Op 18 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 31 mei 2018, waarin de beroepen van vreemdelingen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond werden verklaard. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 7.560,00 had verbeurd en dat hij binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen moest nemen.

In de uitspraak van 18 juli 2018 werd vastgesteld dat de aangevallen uitspraak een uitspraak was na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen hoger beroep openstond tegen deze uitspraak, maar dat verzet mogelijk was. Gelet op deze overwegingen verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 juli 2018, en is daarmee een belangrijke beslissing in het kader van het vreemdelingenrecht en de procedures rondom asielaanvragen.

Uitspraak

201805341/1/V2 en 201805341/2/V2.
Datum uitspraak: 18 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 31 mei 2018 in zaken nrs. NL18.4871, NL18.4866, NL18.4870, NL18.4864, NL18.4867 en NL18.4863 in het geding tussen:
[de vreemdeling] en anderen,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij uitspraak van 31 mei 2018 heeft de rechtbank de beroepen van de vreemdelingen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard, bepaald dat de staatssecretaris als gevolg hiervan een dwangsom van € 7.560,00 heeft verbeurd en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken nadat de uitspraak is verzonden alsnog een besluit op de aanvragen bekend maakt.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De aangevallen uitspraak is een uitspraak na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Hiertegen staat - anders dan onder de aangevallen uitspraak is vermeld - ingevolge artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb geen hoger beroep open, maar verzet, als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.
2.    De Afdeling is kennelijk onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart de Afdeling onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.    wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Prins
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018
393.