ECLI:NL:RVS:2018:2470

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
201803756/3/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Cruquius Wickevoort in Haarlemmermeer

Op 20 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen [verzoeker], wonend te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, en de raad van de gemeente Haarlemmermeer. Het verzoek volgde op het besluit van de gemeenteraad van Haarlemmermeer van 22 maart 2018, waarbij het bestemmingsplan "Cruquius Wickevoort" werd vastgesteld. [verzoeker] vreest voor verkeersonveilige situaties op de Spieringweg, een 60 km-weg, als gevolg van de ontwikkeling van maximaal 1.000 woningen en maatschappelijke en commerciële voorzieningen in het plangebied. De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2018, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Sietinga, ing. C.M.M. Blankestijn en R. Froma, aanwezig waren. Ook de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) en AM B.V. waren ter zitting vertegenwoordigd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afstand van het perceel van [verzoeker] tot het plangebied ongeveer 85 meter is en dat hij naar verwachting ontvankelijk zal worden geacht in de bodemprocedure. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de raad, SEIN en AM bij de inwerkingtreding van het plan zwaarder wegen dan het belang van [verzoeker] bij schorsing van het plan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat niet aannemelijk is dat [verzoeker] te maken zal krijgen met verkeersonveilige situaties als gevolg van het plan. De voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende grond bestaat voor de vrees van [verzoeker] voor sluipverkeer en wijst het verzoek af zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201803756/3/R6.
Datum uitspraak: 20 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer,
en
de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Cruquius Wickevoort" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2018, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Sietinga, ing. C.M.M. Blankestijn en R. Froma, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (hierna: SEIN), vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en AM B.V., vertegenwoordigd door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde C].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    [verzoeker] vreest voor verkeersonveilige situaties op de Spieringweg, een 60 km-weg. De aanleiding daarvoor is dat het plan op gronden van SEIN naast de bestaande en te handhaven functies van Sein en de sociale werkplaats Paswerk ook ontwikkeling van maatschappelijke en commerciële voorzieningen en maximaal 1.000 woningen mogelijk maakt. Het plangebied "Cruquius Wickevoort" ligt aan de noordkant van de kern Cruquius en wordt begrensd door de Spieringweg, de Kruisweg/N201, het terrein van de Haarlemmermeersche Golfclub en de woningen/kavels langs de Cruquiusdijk.
[verzoeker] wil een woning bouwen op een perceel van hem dat aan de Spieringweg ligt.
De raad heeft het plan vastgesteld om te voorzien in een gedeelte van een snel groeiende woningbehoefte in de gemeente Haarlemmermeer.
SEIN wil dat haar patiënten in een woonzorgvoorziening aan de Spieringweg weer deel kunnen uitmaken van de samenleving. Zij wil daarom dat op gronden van haar rondom de woonzorgvoorziening een woonwijk wordt ontwikkeld. Omdat de geboden woonzorg op een kleiner oppervlak plaatsvindt, is een groot deel van het terrein voor herontwikkeling beschikbaar gekomen.
AM is ontwikkelaar van het plan en heeft in dat kader een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente gesloten. Zij wil in het vierde kwartaal van dit jaar omgevingsvergunningen aanvragen voor de bouw van 300 woningen en met voorbereidende werkzaamheden beginnen, zodat deze in de zomer van volgend jaar in gebruik kunnen worden genomen. AM heeft daarvoor al een contract gesloten met een aannemer. Bij vertraging zal het volgens AM moeilijk zijn om tijdig een andere aannemer te vinden, omdat er momenteel een tekort is aan aannemers.
Ontvankelijkheid
3.    De raad en AM hebben zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het plan, zodat zijn verzoek moet worden afgewezen.
3.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand van het perceel van [verzoeker] aan de Spieringweg tot het plangebied ongeveer 85 m is. Gelet op deze afstand verwacht de voorzieningenrechter dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden geacht.
Belangenafweging
4.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van de raad, SEIN en AM bij inwerkingtreding van het plan zwaarder wegen dan het belang van [verzoeker] bij schorsing van het plan. De raad, SEIN en AM hebben er een groot belang bij dat het project geen vertraging oploopt, terwijl [verzoeker] naar verwachting bij zijn perceel aan de Spieringweg vooralsnog niet te maken zal krijgen met verkeersonveilige situaties als gevolg van het plan. Volgens de verkeersrapporten die voor het plan zijn opgesteld, zijn infrastructurele maatregelen nodig. In die verkeersrapporten is uitgegaan van de eindsituatie met 1.000 woningen en andere toekomstige ontwikkelingen, waaronder het woningbouwproject Westflank, die nog niet zijn gerealiseerd. AM heeft nu echter alleen het voornemen om 300 woningen te realiseren die pas in de zomer van 2019 in gebruik zullen worden genomen. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het verkeer van en naar deze woningen voor het merendeel niet langs het perceel van [verzoeker] aan de Spieringweg zal rijden. Deze woningen zullen worden ontsloten via de Spieringweg en de N201 die ten zuiden van het plangebied ligt, terwijl het perceel van [verzoeker] ten noorden van het plangebied ligt. Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard te vrezen voor verkeer van deze woningen in noordelijke richting, omdat de Cruquiusbrug richting Heemstede en Haarlem vaak openstaat tijdens de spits. Ook als dat het geval is, is niet aannemelijk dat er veel verkeer van deze woningen richting Heemstede en Haarlem over de Spieringweg zal rijden, omdat in de nabije omgeving de N205, een 80 km-weg, ook richting Heemstede en Haarlem gaat.
Ter zitting heeft [verzoeker] voorts gesteld dat hij in algemene zin vreest voor sluipverkeer vanwege de drukke verkeersituatie in Haarlemmermeer. Daardoor zal sprake zijn van filevorming op de kruising N 201-Spieringweg, anders dan is geconcludeerd in het verkeersonderzoek. De raad heeft in reactie daarop toegelicht dat in het verkeersonderzoek juist is gerekend met reistijden en niet met reisafstanden, waardoor niet afzonderlijk rekening behoeft te worden gehouden met sluipverkeer. Ook is voorzien in de aanleg van een extra, derde, opstelstrook bij de kruising N201-Spieringweg in 2025. Gelet op deze toelichting van de raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat voor de vrees van [verzoeker] voor sluipverkeer.
Conclusie
5.    De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Helder    w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2018
703.