ECLI:NL:RVS:2018:2594

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
201707308/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hengelderweg 6, Voorst en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat

Op 20 juli 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Hengelderweg 6, Voorst". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Voorst op 3 juli 2017, voorziet in de uitbreiding van een zaadveredelingsbedrijf met 13.000 m2 aan kassen en 3.500 m2 aan overige bedrijfsbebouwing. Appellanten, waaronder omwonenden en de Gelderse Natuur- en Milieu Federatie, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat de uitbreiding hun woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden en het karakter van het landschap zal aantasten.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het plangebied niet valt onder de glastuinbouwontwikkelingsgebieden en dat de uitbreiding meer dan 20% bedraagt. De appellanten hebben aangevoerd dat het besluit niet in overeenstemming is met de Omgevingsverordening Gelderland. De Afdeling concludeert dat de raad niet heeft aangetoond dat aan de voorwaarden voor de uitbreiding is voldaan, met name dat de uitbreiding noodzakelijk is voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. De Afdeling oordeelt dat de commerciële belangen van het bedrijf voorop staan en dat de uitbreiding niet kan worden gerechtvaardigd onder de huidige regelgeving.

De uitspraak leidt tot de vernietiging van het besluit van de raad van de gemeente Voorst. De raad wordt opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de Omgevingsverordening en de bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Uitspraak

201707308/3/R1.
Datum uitspraak: 20 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Voorst, en anderen,
2.    [appellant sub 2], wonend te Voorst,
3.    Gelderse Natuur- en Milieu Federatie, gevestigd te Arnhem, en andere,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Voorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Hengelderweg 6, Voorst" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] en Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere hebben nadere stukken ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de uitbreiding van een zaadveredelingsbedrijf tot een oppervlakte van 13.000 m2 aan kassen en van 3.500 m2 aan overige bedrijfsbebouwing.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2], omwonenden, zijn bevreesd dat de voorziene uitbreiding tot aantasting van hun woon- en leefklimaat leidt. Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere, organisaties die zich richten op landschaps- en natuurbehoud, hebben de vrees uitgesproken dat de uitbreiding met zich brengt dat het karakter van het landschap en de aanwezige kernkwaliteiten op het gebied van landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden en natuur significant worden aangetast.
Artikel 2.4.7.2 van de Omgevingsverordening Gelderland
2.    Alle appellanten hebben aangevoerd dat het besluit van de raad zich niet verdraagt met artikel 2.4.7.1 van de Omgevingsverordening Gelderland, gelezen in combinatie met de artikelen 2.4.7.2 en 2.4.7.3.
Deze artikelen luiden:
"Artikel 2.4.7.1
1. In een bestemmingsplan kan aan glastuinbouwbedrijven buiten de Glastuinbouwontwikkelingsgebieden, de Extensiveringsgebieden glastuinbouw en de Regionale clusters glastuinbouw de mogelijkheid worden geboden de glasopstand éénmalig uit te breiden met maximaal 20% van de 29 juni 2005 bestaande omvang van de glasopstanden.
2. De geometrische plaatsbepaling van het gebied zoals bedoeld in het eerste lid is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Glastuinbouw.
Artikel 2.4.7.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.7.1 kan in een bestemmingsplan uitbreiding met meer dan 20% worden toegestaan, indien:
a. deze uitbreidingsmogelijkheid is opgenomen in een op 3 november 2009 vigerend bestemmingsplan dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd na 29 juni 2005; of
b. er sprake is van uitbreiding van kassen voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en de kassen fysiek gekoppeld zijn aan de nabijheid van onderzoeks- of onderwijsinstelling
Artikel 2.4.7.3
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.7.1 kan in een bestemmingsplan uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf met meer dan 20% worden toegestaan, indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
a. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf;
b. de verplaatsing naar een Glastuinbouwontwikkelingsgebied dan wel een Regionaal cluster glastuinbouw bedrijfseconomisch niet mogelijk is; en
c. de uitbreiding zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water."
3.    Vast staat dat het plangebied geen deel uitmaakt van een glastuinbouwontwikkelingsgebied, een extensiveringsgebied glastuinbouw of een regionaal cluster glastuinbouw als bedoeld in artikel 2.4.7.1 van de Omgevingsverordening Gelderland. Verder staat vast dat het gaat om een uitbreiding met meer dan 20% en dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde die is vermeld in artikel 2.4.7.2, onder a. Dit betekent dat het plan, voor zover hier van belang, alleen dan in overeenstemming is met de Omgevingsverordening Gelderland indien wordt voldaan aan het vermelde in artikel 2.4.7.2, onder b, of aan artikel 2.4.7.3. In het deskundigenbericht is vermeld dat de uitbreiding niet specifiek is bedoeld voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en de kassen niet fysiek gekoppeld zijn aan de nabijheid van een onderwijsinstelling, en voorts niet is aangetoond waarom de voorziene kas niet op een andere locatie kan worden gebouwd. De raad en de exploitante van het bedrijf, Vitalis Biologische Zaden B.V. (hierna: Vitalis), hebben niet op deze bevindingen in het deskundigenbericht gereageerd.
4.    De Afdeling laat in het midden of in dit geval, mede gelet op artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, wordt voldaan aan de bijkomende voorwaarde dat de kassen in geval van koppeling aan onderwijs, onderzoek en ontwikkeling fysiek zijn gekoppeld aan de nabijheid van een onderzoeks- of onderwijsinstelling. Naar het oordeel van de Afdeling dient op basis van de stukken te worden geconcludeerd dat aan de voorwaarde dat sprake is van uitbreiding van kassen voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, niet wordt voldaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het deskundigenbericht staat dat volgens Vitalis de reden voor de uitbreiding is gelegen in de toenemende vraag vanuit de wereldmarkt naar zaadproductie van in het bijzonder het gewas paprika. Weliswaar zal de nieuwe kas gericht zijn op zogenoemde proefproductie, maar dat neemt niet weg dat het commerciële belang van Vitalis in dit opzicht voorop staat en niet het belang van kennisvergaring. De omvang van de uitbreiding met 10.000 m2 aan glasopstanden maakt het ook niet aannemelijk dat dit anders zou zijn. In verband daarmee kan niet met vrucht worden gesteld dat er sprake is van uitbreiding van kassen voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
De Afdeling stelt verder vast dat in de plantoelichting is vermeld dat de uitbreiding noodzakelijk is met het oog op het bedienen van de wereldmarkt. In dat verband is als bijlage het Bedrijfsplan van Vitalis voor de periode 2016-2025 opgenomen. Verder wordt in de toelichting aandacht besteed aan gebiedskwaliteiten. In de toelichting is echter met name niet aangetoond dat is voldaan aan het vermelde in artikel 2.4.7.3, aanhef en onder b, van de Omgevingsverordening Gelderland. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het volgens het deskundigenbericht uit een oogpunt van efficiënte bedrijfsvoering weliswaar wenselijk is dat de bedrijfsonderdelen bij elkaar blijven, maar dat het bedrijfstechnisch mogelijk is om de onderdelen binnen het bedrijf van elkaar te scheiden.
Het vorenstaande leidt de Afdeling tot het oordeel dat noch wordt voldaan aan artikel 2.4.7.2, onder a en b, van de Omgevingsverordening Gelderland, noch aan artikel 2.4.7.3. Dit betekent dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met artikel 2.4.7.1 van de verordening, gelezen in samenhang met de artikelen 2.4.7.2 en 2.4.7.3.
Conclusie
5.    De beroepen zijn kennelijk gegrond. Het besluit van de raad dient te worden vernietigd. Gelet daarop behoeft hetgeen verder in beroep is aangevoerd, geen bespreking. Overigens is bij de behandeling van de beroepen naar voren gekomen dat Vitalis niet langer voornemens is de in het plan mogelijk gemaakte bedrijfsuitbreiding door te voeren.
6.    Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
7.    De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] en Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. In het geval van Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere gaat het daarbij om kosten in verband met het laten opstellen van de zogenoemde contra-expertise effectbeoordeling van het bureau Staring Advies. Ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart de beroepen gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Voorst van 3 juli 2017 waarbij het bestemmingsplan "Hengelderweg 6, Voorst" is vastgesteld;
III.    draagt de raad van de gemeente Voorst op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Voorst tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 751,00 (zegge: zevenhonderdeenenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en van bij Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,80 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro en tachtig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
V.    verstaat dat de raad van de gemeente Voorst aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] en € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Gelderse Natuur- en Milieu Federatie en andere, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Helder    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2018
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-     Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
-     In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
-     Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
195.