ECLI:NL:RVS:2018:2600

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
201803414/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van zijn uitzetting totdat er een beslissing op zijn hoger beroep zou zijn genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder, op 27 februari 2017, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 4 april 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling beoordeeld. Gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, waaronder een relevante uitspraak van 20 december 2016, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De vreemdeling heeft recht op bescherming tegen uitzetting totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met zijn verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan op 1 augustus 2018, waarbij de voorzieningenrechter H. Troostwijk en griffier P.A.M.J. Graat aanwezig waren. De beslissing is openbaar uitgesproken en betreft een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdeling, die zijn recht op asiel probeert te waarborgen.

Uitspraak

201803414/2/V2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 4 april 2018 in zaak nr. 17/6319 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Graat
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2018
307-806.