ECLI:NL:RVS:2018:2605
Raad van State
- Geheimhoudingsbeslissing
- J.J. van Eck
- J.A. Verweij
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingsbeslissing in hoger beroep inzake vreemdelingenrecht met betrekking tot ambtsbericht
In deze zaak heeft een vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 november 2017, in zaak nr. 15/21619. De minister van Buitenlandse Zaken heeft stukken overgelegd die ten grondslag liggen aan het individueel ambtsbericht van 31 augustus 2016, kenmerk BAK160303.0009. Hij heeft met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kennis zal mogen nemen van deze stukken.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 11 juli 2018 beslist op het verzoek van de minister om de kennisneming van bepaalde stukken te beperken. De minister heeft aangegeven dat er gewichtige redenen zijn om te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis mag nemen. Dit betreft onder andere een memorandum van 3 maart 2016 en een ongedateerd onderzoeksverslag met bijlagen.
De Afdeling heeft overwogen dat de belangen van de minister, zoals bronbescherming en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden, zwaarder wegen dan het belang van de vreemdeling om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen.
De beslissing is genomen door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 juli 2018.