ECLI:NL:RVS:2018:2616

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
201708857/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 oktober 2017. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling en de referent gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 15 september 2016, waarin de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf werd afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris was verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hogerberoepschrift is aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter kennelijk ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de staatssecretaris de vreemdeling alsnog een nieuw besluit moet voorleggen.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. Dit bedrag is vastgesteld op € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 501,00 opgelegd aan de staatssecretaris.

Uitspraak

201708857/1/V1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 oktober 2017 in zaak nr. 17/4124 in het geding tussen:
[de vreemdeling] en [de referent]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag om ten behoeve van de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 3 januari 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling en de referent ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J.H. Hoven-Kohl, advocaat te Maastricht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    bepaalt dat van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een griffierecht van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Verheij    w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2018
210.