201802708/1/R6.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Vught (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Vught (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B], beiden wonend te Vught (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
en
de raad van de gemeente Vught,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadhouderspark, deelgebied kamers 1" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2018, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 3], vertegenwoordigd door R. Scholten, rechtsbijstandsverlener te Apeldoorn, en [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door R. Scholten, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door D.G. Jansen en L.P.M. Thijssen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting BPD Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in 32 woningen aan de Postweg op gronden die nu nog onbebouwd zijn. Het vorige bestemmingsplan voorzag in een uitwerkingsplicht met een mogelijkheid voor maximaal 16 woningen. Gelet op de veranderde woningbouwbehoefte is er niet voor gekozen om een uitwerkingsplan vast te stellen, maar heeft de raad een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Voorts is het plan gewijzigd vastgesteld voor zover het de wijze van ontsluiting van de voorziene woningen betreft. Deze vindt na wijziging niet via de Louise de Colignylaan plaats, maar via de Postweg.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wonen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3]; hun woningen grenzen aan het zuidelijke deel van het plan. Zij vrezen dat het plan tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De beroepen
3. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] stellen dat de in het plan gekozen wijze van verkeersontsluiting tot een onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden. De raad heeft volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] de Louise de Colignylaan ten onrechte aangemerkt als een erftoegangsweg en is daardoor uitgegaan van een te hoge verkeerscapaciteit op deze weg. Dat klemt volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] temeer nu in de toekomst ook het gebied Kamers 2 via deze weg zal worden ontsloten.
3.1 Wat betreft het betoog over de in het plan gekozen wijze van verkeersontsluiting, stelt de Afdeling vast dat het plan in zoverre gewijzigd is vastgesteld. Door deze wijziging is geen directe ontsluiting op de Louise de Colignylaan meer mogelijk. Ter zitting is door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] aangegeven dat hiermee voldoende tegemoet is gekomen aan de door hen ingediende zienswijzen. Zij kunnen zich vinden in de ontsluiting die nu in het plan is vastgelegd, met een doodlopende weg ten noorden van hun woningen.
Ter zitting hebben zij toegelicht dat hun beroepen enkel zijn gericht tegen de kwalificatie van de Louise de Colignylaan als erftoegangsweg, zoals die in de plantoelichting is opgenomen. De Afdeling overweegt daarover dat de toelichting geen juridisch bindend onderdeel is van het bestemmingsplan. Dat wat daarin is vermeld, is ook niet bepalend voor de wijze waarop de verkeersgevolgen op de Louise de Colignylaan bij eventuele toekomstige plannen in de directe omgeving wordt bezien. Reeds hierom faalt het betoog.
Overigens heeft de raad ter zitting aangegeven dat nog geen toekomstige plannen, laat staan de verkeersgevolgen daarvan, bekend zijn. Voor zover [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ter zitting hebben aangegeven dat zij een gemeentelijke totaalvisie betreffende verkeer wensen, valt dat buiten de grenzen van dit geschil. Dit blijft dan ook buiten bespreking.
4. [appellant sub 2] betoogt voorts dat niet deugdelijk is gemotiveerd dat behoefte bestaat aan het aantal van 32 woningen, omdat de Woonvisie 2016 uitgaat van een behoefte aan maar 20 woningen.
4.1. De Afdeling stelt vast dat in de plantoelichting de behoefte aan de in het plan voorziene woningen is besproken. Daarin staat dat onder meer de behoefte blijkt uit de Woonvisie 2016 en het woningbouwprogramma, vastgesteld door de raad op 9 juni 2016, en een daaraan ten grondslag gelegd woonwensenonderzoek uit 2015. Uit deze stukken blijkt dat de komende jaren nog een significante behoefte is aan nieuwe woningen in Vught. Het huidige plangebied is in deze visie, in het programma en in dit onderzoek meegenomen, zo blijkt uit de plantoelichting. [appellant sub 2] heeft de juistheid en volledigheid van deze stukken en de daarin opgenomen beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte, voor zover betreffende dit plangebied, niet bestreden. De Afdeling gaat er dan ook van uit dat de raad voor de woningbouwbehoefte uit heeft kunnen gaan van deze visie, dit programma en dit onderzoek.
Wat betreft de stelling van [appellant sub 2] dat in de Woonvisie 2016 uitgegaan wordt van 20 woningen, is de Afdeling gebleken dat hierin voor het plangebied van een aantal van 30 woningen wordt uitgegaan. Voorts heeft de raad niet enkel de kwantitatieve, maar ook de kwalitatieve behoefte aan woningen bezien en, zo blijkt uit de stukken en is bevestigd ter zitting, dekt deze de twee extra voorziene woningen. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de behoefte aan de in het plan voorziene woningen onvoldoende heeft gemotiveerd.
Het betoog faalt.
5. [appellant sub 2] stelt tevens dat het plan er ten onrechte niet in voorziet dat de woningen haaks op de zuidelijke plangrens worden georiënteerd. Het ontwerpbestemmingsplan waarborgde dat de woningen met de voordeuren richting de Postweg zouden worden gerealiseerd. Het plan is volgens [appellant sub 2] in zoverre vastgesteld in strijd met de zogenoemde kwaliteitskaders. De uitstraling van het plangebied op de omgeving en het uitzicht van [appellant sub 2] zal volgens hem onaanvaardbaar wijzigen.
5.1 De Afdeling stelt vast dat het plan zowel een positionering van de woningen met de voorgevel naar de Postweg, als een positionering naar een deel van de doodlopende weg aan de zuidzijde van het plangebied toestaat. Het plan maakt het derhalve mogelijk dat een paar woningen niet met de zijgevel en achtertuin naar de woning van [appellant sub 2] wordt gebouwd.
Wat betreft het betoog dat een dergelijke positionering in strijd is met de zogenoemde kwaliteitskaders, stelt de Afdeling vast dat deze kaders en het beeldkwaliteitsplan waartoe deze behoren, in dit geval geen toetsingskader zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan. Een eventuele strijdigheid hiermee houdt dan ook niet in dat het plan niet ruimtelijk aanvaardbaar is. Overigens is de Afdeling uit deze stukken gebleken dat een positionering als opgenomen in het plan wel in de kwaliteitskaders past, omdat slechts is vermeld dat de woningen overwegend naar de Postweg worden georiënteerd. Het betoog faalt dan ook.
In hetgeen verder is aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het standpunt van de raad dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onredelijk is. De raad heeft daartoe van belang kunnen achten dat slechts een paar woningen gericht kunnen zijn naar de zuidzijde, dat deze op een afstand van meer dan 35 m kunnen worden gerealiseerd en dat binnen die afstand ook nog een groenstrook is voorzien. Overigens is ter zitting door BDP Ontwikkeling B.V. aangegeven dat het niet de bedoeling is dat er woningen met de voorgevel naar de doodlopende weg worden gepositioneerd. Het betoog faalt.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.
w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
458-875.