201701101/2/A1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Beemte-Broekland, gemeente Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 december 2016 in zaak nr. 16/2864 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2016 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het oprichten van drie bedrijfsgebouwen op het perceel [locatie] te Beemte-Broekland.
Bij uitspraak van 27 december 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door J.M. van Wegen, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:234, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen achttien weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 21 maart 2016 alsnog toereikend te motiveren dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen en de Afdeling de uitkomst mede te delen. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 25 mei 2018 heeft het college ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak een omgevingsvergunning verleend aan [appellant] voor de activiteit bouwen en voor de activiteit gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan.
Bij brief van 28 juni 2018 heeft [appellant] een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 21 maart 2016 in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet zorgvuldig is voorbereid en het college in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het geweigerd heeft omgevingsvergunning te verlenen. De Afdeling heeft het college opgedragen binnen achttien weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 21 maart 2016 alsnog toereikend te motiveren, dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen.
2. Het hoger beroep is gezien de tussenuitspraak gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van [appellant] gegrond verklaren en het besluit van 21 maart 2016 vernietigen.
3. Bij besluit van 25 mei 2018 heeft het college, gevolg gevend aan de tussenuitspraak en naar aanleiding van een door [appellant] ingediend bedrijfsplan van 14 maart 2018, alsnog een omgevingsvergunning verleend aan [appellant].
[appellant] heeft in de zienswijze op het nieuwe besluit gesteld dat hij zich daarmee kan verenigen, zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 december 2016 in zaak nr. 16/2864;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 21 maart 2016, kenmerk W15/011817;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.072,73 (zegge: tweeduizend tweeënzeventig euro en drieënzeventig cent), waarvan € 2.004,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 418,00 (zegge: vierhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Slump w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
700.