201707751/1/A1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Werkgroep Ouddorp Kust Ruimte Rust, gevestigd te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee, en de Vereniging voor Natuur- en Landschapsbescherming Goeree-Overflakkee, gevestigd te Middelharnis (hierna: OKRR en NLGO),
appellanten,
tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 24 augustus 2017 in zaken nrs. 17/4626 en 17/4627 in het geding tussen:
OKRR en NLGO
en
het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2017 heeft het college aan Strand Resort Ouddorp Duin Ontwikkeling B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 16 recreatiewoningen op het perceel, kadastraal bekend als Ouddorp, sectie H, nummer 2293, plaatselijk bekend als De Duinen 100-124 (Westerweg) in Ouddorp (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 juli 2017 heeft het college het door OKRR en NLGO daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 augustus 2017 heeft de rechtbank het door OKRR en NLGO daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben OKRR en NLGO hoger beroep ingesteld.
Het college en Strand Resort Ouddorp Duin Ontwikkeling B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2018, waar OKRR en NLGO, vertegenwoordigd door mr. E.H.A. Sandberg, advocaat te Rotterdam, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door F. ten Brinke, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Strand Resort Ouddorp Duin Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis.
Overwegingen
1. Het college heeft aan Strand Resort Ouddorp Duin Ontwikkeling B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 16 recreatiewoningen op het perceel.
2. OKRR en NLGO betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de omgevingsvergunning niet in strijd met artikel 6.2.1., onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Klepperduinen" (hierna: het bestemmingsplan) is verleend. Volgens OKRR en NLGO wordt het in die bepaling opgenomen maximum aantal van 494 recreatieve nachtverblijfseenheden nu al overschreden. Zij voeren daartoe aan dat uit de toelichting bij en de voorgeschiedenis van het bestemmingsplan, waaronder het "Kwaliteitsverbeteringsplan De Klepperstee" (versie 27 maart 2006; hierna: het kwaliteitsverbeteringsplan) en de tussen de gemeente Goedereede en Recreatiepark De Klepperstee B.V. op 27 maart 2007 gesloten "overeenkomst planologische medewerking", volgt dat het voorgeschreven maximum aantal geen getalsmatige aanduiding is van het aantal nachtverblijven dat in het plangebied is toegestaan, maar betrekking heeft op de oppervlakte die door de nachtverblijven in het plangebied mag worden ingenomen. Uit het kwaliteitsverbeteringsplan volgt volgens OKRR en NLGO dat het aantal van 494 recreatieve nachtverblijfseenheden is gebaseerd op een maat van 190 m2 per verblijfseenheid en betekent dit dat maximaal 93.860 m2 van het plangebied mag worden benut voor het realiseren van recreatieve nachtverblijven. In de bestaande situatie wordt dat maximum oppervlak al overschreden. Het zou bovendien in strijd met een goede ruimtelijke ordening zijn indien binnen het plangebied 494 recreatiewoningen met een gemiddelde grootte van 500 m2 zouden worden gerealiseerd omdat daarvoor feitelijk geen ruimte is, aldus OKRR en NLGO.
3. Een vergelijkbaar betoog hebben OKRR en NLGO gehouden in hun beroep tegen het besluit van 7 februari 2017 waarbij het college het wijzigingsplan "Landal Strand Resort Ouddorp Duin" heeft vastgesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 7 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:411) daarover overwogen dat uit artikel 6.2.1, onder e, van de planregels volgt dat voor de beantwoording van de vraag of het maximum van 494 recreatieve nachtverblijfseenheden wordt overschreden, het aantal toeristische standplaatsen, permanente standplaatsen, recreatiewoningen en recreatieappartementen binnen het plangebied bij elkaar moet worden opgeteld en dat daarbij, gelet op de formulering van die bepaling, één recreatiewoning op gelijke wijze in het aantal meetelt als één standplaats. Dat binnen het plangebied onvoldoende ruimte beschikbaar zou zijn om de toegestane 494 recreatieve verblijfseenheden volledig te benutten in de vorm van uitsluitend recreatiewoningen, doet niet aan dit oordeel af. Het aantal van 494 recreatieve nachtverblijfseenheden is in de planregels uitdrukkelijk opgenomen als maximum, waarbij aan de ontwikkelaar de keuze is gelaten om te bepalen op welke wijze en met welke vormen van recreatief verblijf de beschikbare ruimte in het plangebied wordt ingevuld, aldus de Afdeling. De door OKRR en NLGO aangevoerde argumenten geven de Afdeling geen aanleiding thans tot een ander oordeel te komen. Het college heeft de omgevingsvergunning niet in strijd met artikel 6.2.1, onder e, van de planregels verleend.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dijken
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
595.