ECLI:NL:RVS:2018:2669

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
201705231/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om openbaarmaking van documenten betreffende bestemmingsplan Drimmelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen had op 6 juli 2016 meegedeeld dat de gevraagde documenten niet beschikbaar waren, waardoor deze niet konden worden verstrekt. [appellant] had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur om openbaarmaking van stukken die betrekking hebben op een voorstel van de raad van de gemeente Drimmelen om het bouwvlak voor zijn perceel in verkleinde vorm op te nemen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van 2014. Tijdens een gesprek in juni 2016 werd vastgesteld welke documenten [appellant] wenste te ontvangen. Het college stelde vast dat er geen documenten waren die betrekking hadden op een besluit tot verkleining van het bouwvlak, omdat dit een fout betrof bij de omzetting van het papieren bestemmingsplan van 1998 naar het digitale bestemmingsplan van 2014. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en [appellant] ging in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 juni 2018 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het college het verzoek om informatie correct had opgevat en dat de mededeling dat er geen documenten waren, niet ongeloofwaardig was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201705231/1/A3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Made, gemeente Drimmelen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2017 in zaak nr. 17/358 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2016 heeft het college op een verzoek om informatie van [appellant] aan hem meegedeeld dat de gevraagde documenten er niet zijn, zodat deze niet kunnen worden verstrekt.
Bij besluit van 6 december 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. G.P.M. van Tiel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft het college met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur verzocht om openbaarmaking van stukken. Op 23 juni 2016 heeft een gesprek tussen een wethouder, een medewerker van de gemeente en [appellant] plaatsgevonden om vast te stellen welke documenten hij wenst te ontvangen. Op grond van het gesprek heeft het college vastgesteld dat het verzoek ziet op documenten waaruit blijkt van een voorstel van de raad van de gemeente Drimmelen om het bouwvlak voor het perceel [locatie], zoals dat was opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van 1998, in verkleinde vorm op te nemen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van 2014. [appellant] is eigenaar van het bouwvlak. Aanleiding voor zijn verzoek om informatie is de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3932, waarbij is overwogen dat, anders dan de raad heeft beoogd, het bouwvlak is verkleind ten opzichte van het vorige bestemmingsplan.
Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 6 juli 2016 ten grondslag gelegd dat het bouwvlak in het digitale bestemmingsplan van 2014 abusievelijk is verkleind ten opzichte van het papieren bestemmingsplan van 1998 en dat er daarom geen documenten van een voorstel tot die verkleining zijn. De fout is met het Herstelplan Buitengebied van 2 juni 2016 (hierna: het herstelplan) gecorrigeerd, aldus het college.
Hoger beroep
2.    [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat aannemelijk is dat er geen stukken betreffende een besluit tot een verkleining van het bouwvlak in het bestemmingsplan van 2014 zijn, omdat die verkleining een fout betreft. Volgens hem is welbewust besloten tot de verkleining van het bouwvlak en om deze niet in het desbetreffende ontwerpbestemmingsplan op te nemen, waardoor hem de mogelijkheid daartegen bezwaar te maken is ontnomen.
2.1.    Mede gelet op de inhoud van het bezwaarschrift van [appellant] is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college het verzoek om informatie met juistheid heeft opgevat als een verzoek om documenten die betrekking hebben op besluitvorming omtrent de verkleining van het bouwvlak in het bestemmingsplan van 2014.
2.2.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de mededeling van het college dat de verkleining van het bouwvlak een fout bij de omzetting van het papieren bestemmingsplan van 1998 naar het digitale bestemmingsplan van 2014 betreft en dat het college daarom niet beschikt over documenten aangaande besluitvorming om tot die verkleining over te gaan, niet ongeloofwaardig is. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dergelijke documenten onder het college berusten. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college de gevraagde stukken niet heeft kunnen verstrekken, omdat deze er niet zijn.
Hetgeen [appellant] overigens heeft betoogd valt buiten de omvang van dit geding, zodat dat geen bespreking behoeft.
Conclusie
3.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Lubberdink
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
598.