4.1.De Afdeling zal in een afzonderlijke uitspraak oordelen over het verzoek van DIGO om schadevergoeding, waartoe de Afdeling het onderzoek zal heropenen. Aan deze zaak is het nr. 201806412/1/A2 toegekend.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 5 december 2016 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. Het primaire besluit van 30 september 2015 zal worden herroepen, voor zover het de oplegging van een wachttijd van 30 maanden betreft. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door de aan DIGO opgelegde wachttijd vast te stellen op 15 maanden. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. De RDW dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 november 2017 in zaak nr. 17/418;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de RDW van 5 december 2016, kenmerk BZW.15.1048/SG;
V. herroept het besluit van de RDW van 30 september 2015, kenmerk RN2015/2260, voor zover het de oplegging van een wachttijd van 30 maanden betreft;
VI. bepaalt dat de aan DIGO opgelegde wachttijd wordt vastgesteld op 15 maanden;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VIII. bepaalt dat het onderzoek wordt heropend onder nummer 201806412/1/A2 ter voorbereiding van een nadere uitspaak omtrent de gevorderde schade;
IX. veroordeelt de RDW tot vergoeding van bij DIGO in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten ten bedrage van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X. veroordeelt de RDW tot vergoeding van bij DIGO in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.004,00 (zegge: tweeduizendvier euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
XI. gelast dat de RDW aan DIGO het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 834,00 (zegge: achthonderdvierendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, voorzitter, en mr. H. Bolt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Kramer w.g. Lodder
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
2. De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:
f. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4. De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, bepalen dat een wachttijd geldt voor het aanvragen van een erkenning van maximaal 30 maanden.
Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK
5. Aan een steekproef wordt alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat:
a. bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, aanwezig is vanaf het moment dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef;
6. Indien bij de steekproef wordt vastgesteld dat het voertuig niet voldoet aan de keuringseisen, het voertuig onterecht is af- of goedgekeurd, het keuringsrapport onjuist of onvolledig is ingevuld of indien wordt geconstateerd dat de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, wordt door de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt dat door deze wordt ondertekend alsmede door de keurmeester.
Onverminderd het bepaalde in artikel 31, wordt in het kader van het toezicht alle medewerking aan de daartoe aangewezen functionarissen van de Dienst Wegverkeer verleend. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
a. het verlenen van toegang tot de keuringsplaats, inrichting of mobiele keuringseenheid;
b. het verstrekken van inlichtingen;
c. het overleggen van bescheiden;
d. het gebruik maken van de benodigde apparatuur;
e. het in acht nemen van door de betreffende functionaris van de Dienst Wegverkeer aangegeven aanwijzingen.