ECLI:NL:RVS:2018:2725

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
201708616/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing locatie voor ondergrondse restafvalcontainers in Alkmaar

Op 15 augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Alkmaar, en het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 19 september 2017, waarbij het college een locatie aan de Laan van Brussel in Alkmaar heeft aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (orac’s). De appellant is van mening dat de aanwijzing van deze locatie nabij zijn woning onterecht is, omdat dit de verkeersveiligheid van zijn kinderen in gevaar zou brengen.

Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren toegelicht. Hij heeft een verkeerskundig rapport overgelegd waaruit zou blijken dat de verkeerssituatie ter plaatse onveilig is en dat de plaatsing van de orac’s deze situatie zou verergeren. Het college heeft echter betoogd dat de verkeerssituatie veilig is en dat de locatie in redelijkheid kon worden aangewezen. Het college heeft de verkeerssituatie beoordeeld op basis van de aard van de weg, de verkeersfrequentie en het zicht op het inzamelvoertuig.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college de verkeerssituatie voldoende heeft onderzocht en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de redelijkheid van de aanwijzing van de locatie. De appellant heeft ook alternatieve locaties voorgesteld, maar de Afdeling oordeelt dat het college deze locaties niet geschikter heeft kunnen achten. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201708616/1/A1.
Datum uitspraak: 15 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Alkmaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2017 heeft het college locatie MA070R aan de Laan van Brussel, ter hoogte van de woning Zeepziederstraat 2 te Alkmaar aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben aanvullende stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.M.H. Dellaert, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Fellinga, J. Duivenvoorden en M. Hartog, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij het bestreden besluit heeft het college locatie MA070R aan de Laan van Brussel, ter hoogte van de achtertuin van de woning Zeepziederstraat 2, aangewezen als locatie waar twee orac’s worden geplaatst. In het besluit staat dat bij de aangewezen locatie een opstelstrook voor het inzamelvoertuig zal worden aangelegd.
[appellant] woont in de woning [locatie]. Hij kan zich niet verenigen met de aanwijzing van de locatie nabij zijn woning uit een oogpunt van verkeersveiligheid van zijn kinderen.
2.    Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van orac’s komt het college beleidsruimte toe. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college in redelijkheid tot de aangewezen locatie heeft kunnen komen.
3.    [appellant] betoogt dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Hij voert hiertoe onder verwijzing naar een verkeerskundig rapport aan dat de plaatsing van twee orac’s op de locatie zal leiden tot verkeersonveilige situaties, terwijl de verkeerssituatie ter plaatse al onveilig is. [appellant] stelt dat te verwachten valt dat buurtbewoners hun huisvuil voornamelijk met de auto naar de orac’s zullen brengen en dat zowel stilstaande auto’s als het inzamelvoertuig de verkeerssituatie nog onoverzichtelijker zullen maken dan die al is. Bovendien zullen voetgangers geen gebruik kunnen maken van het trottoir op het moment dat het inzamelvoertuig de orac’s aan het ledigen is, wat volgens [appellant] zal leiden tot gevaarlijk verkeersgedrag. De verkeerssituatie is volgens [appellant] door het college ten onrechte niet onderzocht.
3.1.    Het college stelt dat het in redelijkheid de locatie heeft kunnen aanwijzen. Volgens het college is de verkeerssituatie in het kader van de besluitvorming beoordeeld aan de hand van de aard van de weg, de verkeersfrequentie en het zicht op het inzamelvoertuig. De verkeerssituatie is volgens hem veilig en zal dat ook na plaatsing van de orac’s zijn. Mensen die hun restafval wegbrengen met de auto kunnen gebruik maken van parkeerplaatsen langs de weg of van de bij de orac aan te leggen opstelstrook, wat volgens het college niet tot gevaarlijke situaties zal leiden, omdat het zicht op het overige verkeer goed is. Het inzamelvoertuig zal bij het ledigen van de orac’s het trottoir blokkeren, maar het college stelt zich op het standpunt dat dit, gezien de geringe frequentie van het inzamelen en de duur van het ledigen, voetgangers nauwelijks zal hinderen.
3.2.    De Laan van Brussel is een doorgaande weg, waar de maximumsnelheid 50 km per uur bedraagt. Even ten oosten van de locatie MA070R maakt de Laan van Brussel een bocht. In de bocht wordt de weg versmald van twee naar één rijbaan. Aangezien op het versmalde punt in de bocht een voetgangersoversteekplaats ligt, dienen motorvoertuigen die dit punt naderen vaart te minderen. Even ten westen van locatie MA070R komt de Zeepziederstraat uit op de Laan van Brussel. Tussen de voetgangersoversteekplaats en de hoek van de Laan van Brussel met de Zeepziederstraat ligt een trottoir tussen twee groenstroken. De orac’s zijn voorzien in de groenstrook tussen het trottoir en de woning Zeepziederstraat 2. Het college zal op de plaats van de groenstrook direct langs de Laan van Brussel een opstelstrook aanleggen. Bij lediging van de orac’s zal het inzamelvoertuig stilstaan op de opstelstrook. De arm van het inzamelvoertuig zal over het trottoir moeten reiken om de orac’s te kunnen ledigen.
Gezien de motivering van het besluit van 19 september 2017 en het daarvan deel uitmakende Verslag heeft het college de verkeerssituatie beoordeeld.
In het door [appellant] overgelegde rapport "Verkeerstoets aanwijslocatie ondergrondsecontainers Laan van Brussel te Alkmaar" door KATT Verkeersadvisering van 19 maart 2018 staat dat de verkeerssituatie ter hoogte van de locatie uit een oogpunt van veiligheid op enkele punten voor verbetering vatbaar is. Uit het rapport volgt niet dat de verkeerssituatie na plaatsing van de orac’s onveilig zal zijn.
Ter zitting is door het college gesteld dat het inzamelvoertuig twee maal per week de orac’s zal ledigen, wat ongeveer vier minuten per keer in beslag neemt. Het college heeft ervan mogen uitgaan dat, indien het inzamelvoertuig of de auto’s van buurtbewoners die hun restafval wegbrengen, van de opstelstrook gebruik maken, de verkeerssituatie nog overzichtelijk is. Weliswaar zal de arm van het inzamelvoertuig tijdens het ledigen van de orac’s over het trottoir reiken, zodat voetgangers op dat moment geen gebruik kunnen maken van het trottoir, maar gezien de ledigingsfrequentie en de tijd die met het ledigen gemoeid is, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de hinder voor voetgangers zodanig zal zijn dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Voetgangers komend uit oostelijke richting kunnen voorts, wanneer het trottoir door het inzamelvoertuig geblokkeerd is, gebruik maken van de nabijgelegen voetgangersoversteekplaats om hun weg aan de overzijde van de Laan van Brussel te vervolgen. Het college heeft bij de beoordeling van de verkeersveiligheid van de locatie mogen uitgaan van toegestaan verkeersgedrag, zodat de omstandigheid dat mensen in de praktijk mogelijk op onverantwoorde wijze om het inzamelvoertuig heen zullen proberen te lopen, zoals [appellant] ter zitting heeft betoogd, niet maakt dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.
Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college locatie MA070R niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van orac’s.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] betoogt dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat er geschiktere locaties voor de plaatsing van de orac’s zijn. Hij wijst hierbij op locaties bij winkelcentrum "de Mare", bij de bushalte "Looierstraat" en in een groenstrook aan de Schoenmakerstraat. Deze locaties zijn veiliger en daarom geschikter, volgens [appellant].
4.1.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft het college de aangewezen locatie geschikt kunnen achten. Het college heeft ter zitting aan de hand van overzichtskaarten laten zien dat de door [appellant] genoemde locaties deels buiten het verzorgingsgebied liggen en de loopafstand tussen de woning en de orac’s aanzienlijk worden vergroot voor ongeveer driekwart van de gebruikers van de orac’s. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] genoemde locaties niet geschikter zijn voor de plaatsing van orac’s dan de aangewezen locatie.
Het betoog faalt.
5.    Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Michiels
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018
163-860.