ECLI:NL:RVS:2018:2742

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
201803644/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bodemverontreiniging Tilburg

Op 14 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [verzoekster], wonend te Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. [verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van het college van 16 maart 2018, waarin het college het primaire besluit van 20 februari 2017 heeft gehandhaafd. Het bestreden besluit houdt in dat op het perceel aan de [locatie] in Tilburg sprake is van ernstige bodemverontreiniging die met spoed moet worden gesaneerd.

Hangende het beroep heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de openbare zitting op 14 augustus 2018 om 10:30 uur heeft de voorzieningenrechter de belangen van beide partijen afgewogen. [verzoekster] heeft een financieel belang bij de schorsing van het besluit, omdat het opstellen en uitvoeren van een saneringsplan kostbaar en complex kan zijn, vooral omdat er een gebouw op de verontreinigde grond staat dat door haar wordt verhuurd. Het college heeft belang bij een spoedige sanering van de verontreinigde grond.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van [verzoekster] zwaarder weegt dan dat van het college, aangezien de reeds getroffen maatregelen geen gevaar voor de gezondheid opleveren. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het besluit van 16 maart 2018 en het besluit van 20 februari 2017 te schorsen tot aan de uitspraak in de bodemprocedure. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht aan [verzoekster].

Uitspraak

201803644/2/A1.
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Tilburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 14 augustus 2018 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. M.P.J.M. van Grinsven
jurist: mr. V.H.Y. Huijts
Verschenen:
-    [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M.M.W.H. Holtackers, advocaat te Tilburg;
-    het college, vertegenwoordigd door mr. P. van IJzendoorn, ir. G.H. Mentink, en ing. P.F.B.A. Jansen.
[verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van het college van 16 maart 2018, waarin het college het primaire besluit van 20 februari 2017 heeft gehandhaafd. Het bestreden besluit komt erop neer dat op het perceel aan de [locatie] in Tilburg sprake is van een ernstige bodemverontreiniging die met spoed moet worden gesaneerd. [verzoekster] heeft hangende het beroep de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 16 maart 2018, kenmerk 938389/PvIJ/SEKLUMO, en het besluit van 20 februari 2017, kenmerk Wbb/2016/64/16;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Gronden
-    De voorzieningenrechter beperkt zich tot een belangenafweging.
-    [verzoekster] heeft een financieel belang bij schorsing van het besluit, omdat het laten opstellen en uitvoeren van een saneringsplan mogelijk kostbaar en complex is, aangezien op de verontreinigde grond een gebouw staat dat door [verzoekster] wordt verhuurd. Het belang van het college is gelegen in het spoedig laten saneren van verontreinigde grond. Tussen partijen is echter niet in geschil dat met de reeds getroffen maatregelen de binnenlucht in het gebouw geen gevaar oplevert voor de gezondheid. De Afdeling acht daarom het belang van [verzoekster] groter dan het belang van het college.
-    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding de besluiten van 16 maart 2018 en 20 februari 2017 te schorsen tot aan de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure.
w.g. Verheij    w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter    griffier
462-811.