ECLI:NL:RVS:2018:2747

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
201707509/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor appartementen in Haarlem

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 augustus 2017, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van 3 appartementen in een woon/winkelpand op het perceel [locatie 1] te Haarlem ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem op 24 maart 2016. Het college had eerder, op 28 februari 2017, het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2018, waar [appellant] werd bijgestaan door [gemachtigde] en het college vertegenwoordigd was door mr. P.A. Thijssen, mr. M.S.M. Vringer en F.R. Kool, werd de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat de parkeerdruk door de verleende omgevingsvergunning onaanvaardbaar zou toenemen. Hij verwees naar een verkeersbesluit van 1 september 2016, dat door het college was genomen om de parkeerdruk te bestrijden, maar waartegen hij hoger beroep had ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat, indien het verkeersbesluit in hoger beroep in stand zou blijven, er geen grond zou zijn om te stellen dat de parkeerdruk door de omgevingsvergunning onaanvaardbaar zou toenemen. Het betoog van [appellant] faalde, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201707509/1/A1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 augustus 2017 in zaken nrs. 16/4835 en 17/1317 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2016 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 3 appartementen in een woon/winkelpand op het perceel [locatie 1] te Haarlem (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 februari 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2017 heeft de rechtbank onder meer het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak tezamen met zaak nr. 201707706/1/A1 ter zitting behandeld op 7 augustus 2018, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.A. Thijssen, mr. M.S.M. Vringer en F.R. Kool, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het bouwplan voorziet in het veranderen van een voormalige bakkerswinkel met bakkerij en woonhuis in 3 appartementen, waarbij de behoefte aan parkeerplaatsen met 2,4 parkeerplaatsen toeneemt. [appellant] woont op het perceel [locatie 2] te Haarlem.
De beoordeling van het hoger beroep
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de parkeerdruk, door de bij besluit van 24 maart 2016 verleende omgevingsvergunning, onaanvaardbaar zal toenemen. Het college heeft bij besluit van 1 september 2016 weliswaar een verkeersbesluit genomen ter bestrijding van deze parkeerdruk, maar volgens hem zal dit besluit, waartegen een hoger beroep aanhangig is bij de Afdeling, geen standhouden.
2.1.    Bij besluit van 1 september 2016 heeft het college een verkeersbesluit genomen, waarmee het wordt toegestaan dat onder andere op de Theemsstraat voertuigen worden geparkeerd met twee wielen op het trottoir. Bij besluit van 13 december 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het door [appellant] tegen het besluit van 13 december 2016 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2018:2694, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank van 2 augustus 2017, zaak nr. 17/400, bevestigd. Daarmee is het verkeersbesluit van 1 september 2016, gehandhaafd bij besluit van 13 december 2016, onherroepelijk geworden. [appellant] heeft ter zitting erkend dat wanneer voornoemd verkeersbesluit in hoger beroep in stand wordt gelaten, niet langer kan worden gesteld dat de parkeerdruk door de bij besluit van 24 maart 2016 verleende omgevingsvergunning onaanvaardbaar zal toenemen. Het voorgaande brengt met zich dat geen grond wordt gevonden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de parkeerdruk door de bij besluit van 24 maart 2016 verleende omgevingsvergunning onaanvaardbaar zal toenemen.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Kamphorst-Timmer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2018
776.