201709511/1/R1.
Datum uitspraak: 5 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Heerhugowaard,
en
de raad van de gemeente Heerhugowaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Broekhorn 2017" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Recreatiehaven Broekhorn (hierna: stichting) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2018, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door J.W. Paap en S.M.C. Smit-Praat, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan heeft betrekking op het gebied Broekhorn te Heerhugowaard en voorziet, voor zover van belang, in het op verzoek van de stichting mogelijk maken van acht camperplaatsen.
2. [appellant] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied en vrezen onder andere voor aantasting van hun privacy als gevolg van de acht camperplaatsen.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Procedureel
4. [appellant] en anderen betogen dat de kennisgeving van het ontwerpplan niet op de juiste wijze in de lokale huis-aan-huiskrant is gepubliceerd. Hiertoe voeren zij aan dat zij met het vermelde IMRO-nummer in de kennisgeving van het ontwerpplan geen informatie over het ontwerpplan konden vinden op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Bovendien was de voorziene ontwikkeling onder de naam Rietland gepubliceerd, terwijl deze in Havenkwartier plaatsvindt. Daarnaast is de voorziene ontwikkeling niet via een brief of flyer aan de direct omwonenden kenbaar gemaakt, aldus [appellant] en anderen.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voldaan is aan de geldende publicatieverplichtingen en dat [appellant] en anderen niet belemmerd zijn in hun mogelijkheden om tegen het besluit op te komen. De raad voert hiertoe aan dat in de kennisgeving het gebied waar het bestemmingsplan betrekking op heeft nader wordt aangeduid en dat de camperplaatsen in het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan zijn toegevoegd.
4.2. In de kennisgeving van het ontwerpplan wordt verwezen naar het IMRO-nummer NL.IMR0.0398.BP60BROEKHORN2017.ON01. Als dit nummer wordt ingevoerd op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl, verschijnt er geen plan. Echter, het plan is wel te vinden op de desbetreffende website onder het IMRO-nummer NL.IMR0.0398.BP60BROEKHORN2017-ON01. Naar het oordeel van de Afdeling betreft dit een kennelijke verschrijving die niet maakt dat het ontwerpplan redelijkerwijs niet te vinden was. Hierbij acht de Afdeling van belang dat in de kennisgeving eveneens, en met juistheid, is opgenomen dat het ontwerpplan geraadpleegd kan worden met de naam Broekhorn 2017.
Wat betreft het betoog van [appellant] en anderen dat de voorziene ontwikkeling onder de naam Rietland is gepubliceerd, terwijl deze in Havenkwartier plaatsvindt, overweegt de Afdeling als volgt. Het plan heeft betrekking op Broekhorn in het algemeen. Broekhorn bestaat uit drie deelgebieden, te weten Parkhof, Havenkwartier en Rietland. De voorziene ontwikkeling vindt plaats in Havenkwartier. Gelet op het voorgaande kan het betoog van [appellant] en anderen in zoverre geen doel treffen. Voor het overige is niet gebleken dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de openbare kennisgeving van het ontwerpplan.
In de Wet ruimtelijke ordening, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt voorts een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een bestemmingsplan.
Voor zover [appellant] en anderen hebben willen betogen dat de wijzigingen die de raad ten opzichte van het ontwerp heeft doorgevoerd aanleiding hadden moeten zijn om een nieuw ontwerp ter inzage te leggen, overweegt de Afdeling als volgt. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. De raad heeft in dit geval het plan vastgesteld met een aantal wijzigingen. Hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de bestemming van de gronden in het plangebied als zodanig niet is gewijzigd. Ook is de omvang van de wijziging waarop [appellant] en anderen doelen, in het licht bezien van de totale omvang van het plangebied, beperkt.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
5. [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij voeren hiertoe aan dat de camperplaatsen dicht op hun woningen komen te liggen. Hierdoor komt hun privacy in het geding, aangezien vanuit het woonniveau waar doorgaans overdag de meeste tijd wordt doorgebracht, gebruikers van de camperplaatsen en bewoners elkaar direct zien.
5.1. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij bij nader inzien zich kan vinden in een maximum van zes camperplaatsen en dat ook de stichting daarmee akkoord kan gaan. Dit geldt ook voor [appellant] en anderen, zo is bij de behandeling van het beroep ter zitting gebleken. De raad verzoekt de Afdeling om zelf in de zaak te voorzien in die zin dat in artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels het maximum aantal van acht camperplaatsen wordt gewijzigd in zes camperplaatsen. De Afdeling stelt vast dat dat de raad zich aldus op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels is derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Het betoog slaagt.
Handhaving
6. [appellant] en anderen klagen er voorts over dat het gemeentebestuur niet handhavend optreedt tegen kampeerders die hun campers niet op de daarvoor bestemde plaatsen parkeren, maar op het trottoir achter het havengebouw of elders op de openbare weg. Ook geven zij aan dat de camperplaatsen gedurende een langere tijd worden gebruikt dan is toegestaan en dat gebruikers van campers ten onrechte op de naastgelegen algemene parkeerplaats overnachten.
6.1. De Afdeling overweegt hierover dat handhavingsaspecten in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde zijn, aangezien uitsluitend het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voorligt. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat inmiddels een verbodsbord is geplaatst op de openbare weg, inhoudende dat daar niet overnacht mag worden op grond van de Algemene plaatselijke verordening.
Het betoog faalt.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] en anderen gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels betreft.
8. Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van deze planregel in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling de omstandigheid dat de raad te kennen heeft gegeven dat volstaan kan worden met een maximum van zes camperplaatsen en dat tussen partijen overeenstemming bestaat over een gewijzigde redactie van artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels.
9. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
10. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heerhugowaard van 17 oktober 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Broekhorn 2017", voor zover het betreft artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels;
III. bepaalt dat artikel 12, lid 12.1, onder j, van de planregels komt te luiden: "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' uitsluitend voor het plaatsen van en verblijven in kampeermiddelen in de vorm van campers, tot een maximum van 6 campers.";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. draagt de raad van de gemeente Heerhugowaard op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II, III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Heerhugowaard aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Heijningen w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2018
195-877.