ECLI:NL:RVS:2018:2932
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 september 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van A. Mahjo en A. Aziz om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke besluiten op 20 oktober 2016 zijn genomen. De vreemdelingen hebben tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 26 juli 2018 de beroepen gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg nieuwe besluiten te nemen in overeenstemming met de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarop de vreemdelingen incidenteel hoger beroep hebben ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek van de vreemdelingen om niet te worden uitgezet totdat op het hoger beroep is beslist, toewijsbaar is. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter, waaronder ECLI:NL:RVS:2016:3350. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om hen te beschermen tegen uitzetting tijdens het hoger beroep.